Studeren onder bijzondere omstandigheden

1.1 Inleiding

De Nationale Studenten Enquête (NSE) is een grootschalig jaarlijks onderzoek met als doel om inzicht te krijgen in de tevredenheid van studenten in het hbo en wo over de opleiding en/of onderwijsinstelling.

 

In deze rapportage focussen we ons op een specifieke groep studenten die de NSE hebben ingevuld: de studenten die studeren onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen door ondervinden. Deze subgroep bestaat uit 55.475 studenten. Dat is 21 procent van het totale aantal respondenten van de NSE (n= 258.133). Deze analyse richt zich op de vragen die in de NSE-enquête zijn gesteld over ‘Studeren onder bijzondere omstandigheden’ – pagina 13 t/m 19 van de vragenlijst.

Onderwijsinstellingen met minder dan 20 respondenten zijn uit de dataset verwijderd om te voorkomen dat individuele personen kunnen worden geïdentificeerd. Ook bij de verdiepende analyses zijn scholen met minder dan 20 respondenten buiten beschouwing gelaten.

 

Voor een beter begrip van de samenstelling van deze groep geven we een korte toelichting:

  • In dit rapport kijken we enkel naar voltijds bachelorstudenten in het hbo of wo en voltijds masterstudenten in het wo. Dit zijn in totaal 235.399 studenten.

  • Van deze groep voltijdsstudenten hebben 62.750 studenten (29%) aangegeven onder een bijzondere omstandigheid te studeren. Hierbij moesten studenten aangeven akkoord te gaan met een specifieke verwerking van hun gegevens. Theoretisch bestaat dus de mogelijkheid dat een aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden niet is meegenomen in de analyse, omdat zij hier niet mee akkoord zijn gegaan.

  • Omdat we geïnteresseerd zijn in de belemmeringen die studenten ervaren als gevolg van hun bijzondere omstandigheid, hebben we binnen deze groep van 62.750 studenten – waarvan 28 procent zelfs onder minstens twee bijzondere omstandigheden studeert – de studenten geselecteerd die aangaven belemmeringen te ervaren. De studenten konden op een 5-puntsschaal van helemaal geen tot heel veel aangeven in welke mate zij belemmeringen ondervinden door hun omstandigheid. Studenten die hebben aangegeven helemaal geen belemmeringen te ervaren zijn niet meegenomen in de analyses.

 

Deze keuzes en selecties leidden tot een definitieve groep die studeert onder bijzondere omstandigheden én daar belemmeringen door ondervindt van 55.475 studenten. In de hoofdstukken 1, 2 en 3 van deze rapportage wijden we verder uit over enkel deze groep studenten. Wanneer we hier dus spreken over de studenten – bijvoorbeeld 20 procent van de studenten – hebben we het over deze groep studenten en niet over het totale aantal studenten dat de NSE heeft ingevuld. In hoofdstuk 4 vergelijken we deze subgroep met de groep studenten die niet onder bijzondere omstandigheden studeert; daar lichten we het aantal studenten dat we analyseren specifiek toe. We beschrijven de meest genoemde belemmeringen, zoomen in op meldingsgedrag van deze studenten en bespreken de tevredenheid van deze studenten met toegankelijkheid van het onderwijs.

 

Dit jaar is de focus van de vragenlijst verschoven ten opzichte van eerdere jaren. In plaats van een focus op de bijzondere omstandigheden die studenten ervaren, is gefocust op de belemmeringen die zij (hierdoor) ervaren. Hierdoor bevat de vragenlijst ook een aantal andere vragen dan eerdere jaren en is een aantal vragen, dat eerder in de vragenlijst zat, dit jaar niet herhaald. We gaan in deze rapportage daarom specifiek in op de groep studenten die belemmeringen ervaart, omdat hun ervaringen interessante en relevante inzichten kunnen geven in wat goed gaat, wat beter kan en welke belemmeringen zij voornamelijk ervaren gedurende hun schoolloopbaan. Dit is ook in lijn met het VN-Verdrag Handicap en de maatschappelijke ontwikkeling van het gebruik van het medische model: ondersteuning op basis van wat een student heeft, naar het sociale model: ondersteuning op basis van wat een student nodig heeft. Zie discussieleidraad 'Wat heb je (nodig) om succesvol te studeren?' Ook voor het handelingsperspectief voor scholen is de focus op belemmeringen relevanter; je kunt immers makkelijker en effectiever sturen op belemmeringen die studenten ervaren dan op diagnoses.

1.2 Studenten die studeren onder bijzondere omstandigheden

Hierboven concludeerden we dat 55.475 studenten studeert onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen van ondervindt. We weten echter nog niet in welke mate zij belemmeringen ondervinden. In tabel 1.1 tonen we dit. We zien dat bijna de helft van de studenten aangeeft dat hun bijzondere omstandigheid of omstandigheden hen een beetje belemmeren. Ruim 30 procent stelt veel of heel veel belemmeringen te ondervinden.

Tabel 1.1 Mate waarin studenten belemmering ondervinden van hun bijzondere omstandigheid

Mate van belemmering

Aantal studenten

Percentage

Nauwelijks

11.957

22%

Een beetje

25.742

46%

Veel

13.938

25%

Heel veel

3.838

7%

Totaal

55.475

100%

1.2.1 Onderwijsinstelling en opleiding

Allereerst kijken we naar de verschillende onderwijsinstellingen waar deze studenten onderwijs volgen. Logischerwijs is het aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden het grootst op de grote onderwijsinstellingen, zoals de hogescholen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht in het hbo en de universiteiten van Leiden, Utrecht en Amsterdam in het wo. Wanneer we kijken naar het aandeel dat zij uitmaken van het totaal aantal studenten op de onderwijsinstelling verschuift dit beeld. Het aandeel studenten met een ondersteuningsbehoefte verschilt tussen de 13% en 35%. Dit is beide te zien in tabel 1.2.

Tabel 1.2: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid in hbo en wo, inclusief als percentage van het totale aantal studenten in de NSE van de desbetreffende instelling. (N=55.475; hbo: n = 37.529; wo: n = 17.946)

Onderwijsinstelling

Aantal
studenten in NSE

Aantal studenten in NSE
met bijzondere omstandigheid

Aandeel studenten
met bijzondere omstandigheid

Hbo - groot

Hogeschool van Amsterdam

13874

3353

24%

Fontys Hogeschool

13840

2934

21%

Hogeschool Rotterdam

12765

3016

24%

Hogeschool Utrecht

14104

3173

22%

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

13546

2938

22%

Avans Hogeschool

12229

2680

22%

Hanzehogeschool Groningen

10187

2479

24%

Saxion Hogeschool

9688

2118

22%

Christelijke Hogeschool Windesheim

8493

1818

21%

Hogeschool Inholland

8826

1918

22%

De Haagse Hogeschool

8413

2209

26%

NHL Stenden Hogeschool

9205

1838

20%

Hbo - midden

Zuyd Hogeschool

4162

942

23%

Hogeschool Leiden

3468

888

26%

Breda University of Applied Sciences

2667

648

24%

HZ University of Applied Sciences

2162

441

20%

Christelijke Hogeschool Ede

1935

373

19%

Hogeschool Van Hall Larenstein

1872

503

27%

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

1824

580

32%

Aeres Hogeschool

1367

327

24%

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

1582

416

26%

ArtEZ

1240

376

30%

HAS green academy

1051

264

25%

Hbo - klein

Hotelschool The Hague

807

157

19%

Stichting Hogeschool Viaa

730

134

18%

Hogeschool der Kunsten Den Haag

789

227

29%

Driestar educatief

683

67

10%

Marnix Academie

608

123

20%

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

569

107

19%

Pedagogische Hogeschool De Kempel

456

102

22%

Hogeschool Thomas More

335

52

16%

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

383

69

18%

Gerrit Rietveld Academie

348

94

27%

Hogeschool KPZ

414

55

13%

Design Academy Eindhoven

262

66

25%

Iselinge Hogeschool

270

44

16%

Wo

Universiteit van Amsterdam

9095

1874

21%

Universiteit Utrecht

10003

2171

22%

Universiteit Leiden

10398

2239

22%

Rijksuniversiteit Groningen

9060

1673

18%

Vrije Universiteit Amsterdam

7712

1654

21%

Erasmus Universiteit Rotterdam

6149

1041

17%

Technische Universiteit Delft

7231

1379

19%

Radboud Universiteit Nijmegen

6937

1498

22%

Universiteit Maastricht

5216

938

18%

Tilburg University

5309

1024

19%

Open Universiteit

1369

235

17%

Technische Universiteit Eindhoven

3778

641

17%

Wageningen University

3899

853

22%

Universiteit Twente

3303

669

20%

Universiteit voor Humanistiek

165

57

35%

Tabel 1.3: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid per sector, in hbo (n=37.529) en wo (n=17.946)

Onderwijssector

Aantal
studenten in NSE

Aantal studenten in NSE
met bijzondere omstandigheid

Aandeel studenten
met bijzondere omstandigheid

Hbo

Economie

49908

10638

21%

Techniek

34727

8613

25%

Onderwijs

23728

4591

19%

Gezondheidszorg

21800

4811

22%

Gedrag & Maatschappij

18590

4383

24%

Taal & Cultuur

7744

2157

28%

Recht

5614

1125

20%

Landbouw & Natuurlijke Omgeving

4301

1120

26%

Sectoroverstijgend

476

91

19%

Wo

Gedrag & Maatschappij

17804

4011

23%

Techniek

13671

2569

19%

Economie

12101

1661

14%

Natuur

11620

2370

20%

Gezondheidszorg

10014

1822

18%

Taal & Cultuur

9680

2399

25%

Recht

7712

1386

18%

Sectoroverstijgend

4432

846

19%

Landbouw & Natuurlijke Omgeving

3803

835

22%

Onderwijs

408

67

16%

We hebben gekeken in welke sectoren studenten met bepaalde belemmeringen studeren, zowel in het hbo als het wo. We zien hier weinig grote verschillen. Wat enigszins opvalt is dat in het hbo studenten in de sectoren Techniek en Taal & Cultuur relatief vaak belemmeringen ervaren, voornamelijk op het gebied van sociale vaardigheden. In het wo zien we dit ook terug in de sectoren Techniek, Taal & Cultuur en Landbouw & Natuurlijke omgeving.

1.2.2 Bijzondere omstandigheden en belemmeringen

Nu we weten waar de studenten hun onderwijs volgen, is het interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden zij veelal studeren, welke belemmeringen zij ondervinden én hoe dit zich uit. Eerder noemden we dat de opzet van de NSE dit jaar is veranderd ten opzichte van eerdere jaren, waardoor de focus is verschoven van bijzondere omstandigheid naar ervaren belemmeringen. We trappen deze paragraaf– in lijn met de opzet van de NSE – daarom af met de belemmeringen die studenten ervaren.

 

In de vragenlijst gaven studenten aan of ze belemmeringen ondervinden als gevolg van hun bijzondere omstandigheid en welke belemmeringen dit dan zijn. Allereerst deden ze dat door in een lijst met belemmeringen alle belemmeringen te kiezen waar zij mee te maken hebben. In figuur 1.1 zien we welke belemmeringen het vaakst genoemd zijn. We zien dat concentratie en angst/stress het vaakst genoemd worden als belemmering, zowel in het hbo als het wo. Auditieve belemmeringen en belemmeringen rondom digitale en fysieke toegankelijkheid komen het minst vaak voor. Bij deze vraag konden studenten ook de antwoordcategorie anders, namelijk invullen. Van deze categorie maakten de studenten voornamelijk gebruik om hun bijzondere omstandigheden verder uit te leggen. Het is dus daarom ook een belangrijke categorie om mee te nemen in de analyses.

Figuur 1.1: Ervaren belemmeringen in het hbo en wo (N=55.448; hbo: n = 37.515; wo: n = 17.960*)

*: De categorie ‘anders, namelijk’ werd in het hbo 4.374 en in het wo 1.862 keer gekozen.

Vervolgens beantwoordden de studenten de vraag met welke belemmering zij de meeste problemen ervaren. Dit is getoond in figuur 1.2, waarbij het verschil tussen hbo en wo inzichtelijk is gemaakt. Hieruit blijkt dat de meest genoemde belemmeringen uit figuur 1.1 concentratie en angst/stress - ook de belemmeringen zijn waar studenten de meeste problemen door ervaren. Wat opvalt is dat angst en stress relatief veel voorkomen in het wo vergeleken met het hbo. . Een aantal belemmeringen zijn hierin 0%, maar dit komt doordat het percentage in de grafiek wordt afgerond.

Kijken we naar de verdeling van meest gekozen belemmeringen per onderwijsinstelling valt op dat op een aantal hogescholen voor de kunst – ArtEz, Hogeschool der Kunsten Den Haag, Codarts, Gerrit Rietveld Academy en Design Academy Eindhoven – concentratie minder problematisch is; op deze scholen geeft een veel kleiner deel van de studenten aan dat concentratie een belemmering is.

Figuur 1.2: Verdeling belemmeringen waar studenten de meeste problemen mee ervaren in het hbo en wo (N=54.741)

Hoewel we in dit rapport voornamelijk ingaan op de ervaren belemmeringen, is het toch interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden studenten studeren en hoe deze zich verhouden tot de belemmeringen. Wanneer we in dit rapport kijken naar bijzondere omstandigheden verdelen we deze in twee categorieën: medische en niet-medische omstandigheden. Studenten konden meerdere antwoorden selecteren. Niet-medische omstandigheden zijn familieomstandigheden, mantelzorg, ondernemerschap en topsport. Medische omstandigheden zijn de overige omstandigheden. Het merendeel van de studenten studeert onder bijzondere omstandigheden van medische aard. Wanneer we hierop inzoomen zien we dat zowel in het hbo als het wo ADHD vaak genoemd wordt; ongeveer een op de vijf studenten noemt ADHD als bijzondere omstandigheid. In het hbo wordt dyslexie, dyscalculie of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) vaker genoemd. Wat opvalt is dat in het wo twee keer zo vaak studenten studeren met psychische problemen dan in het hbo.

Figuur 1.3: Meest genoemde bijzondere omstandigheden in het hbo en wo (N=54.741)

Studeren onder bijzondere omstandigheden

1.1 Inleiding

De Nationale Studenten Enquête (NSE) is een grootschalig jaarlijks onderzoek met als doel om inzicht te krijgen in de tevredenheid van studenten in het hbo en wo over de opleiding en/of onderwijsinstelling.

 

In deze rapportage focussen we ons op een specifieke groep studenten die de NSE hebben ingevuld: de studenten die studeren onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen door ondervinden. Deze subgroep bestaat uit 55.475 studenten. Dat is 21 procent van het totale aantal respondenten van de NSE (n= 258.133). Deze analyse richt zich op de vragen die in de NSE-enquête zijn gesteld over ‘Studeren onder bijzondere omstandigheden’ – pagina 13 t/m 19 van de vragenlijst.

Onderwijsinstellingen met minder dan 20 respondenten zijn uit de dataset verwijderd om te voorkomen dat individuele personen kunnen worden geïdentificeerd. Ook bij de verdiepende analyses zijn scholen met minder dan 20 respondenten buiten beschouwing gelaten.

 

Voor een beter begrip van de samenstelling van deze groep geven we een korte toelichting:

  • In dit rapport kijken we enkel naar voltijds bachelorstudenten in het hbo of wo en voltijds masterstudenten in het wo. Dit zijn in totaal 235.399 studenten.

  • Van deze groep voltijdsstudenten hebben 62.750 studenten (29%) aangegeven onder een bijzondere omstandigheid te studeren. Hierbij moesten studenten aangeven akkoord te gaan met een specifieke verwerking van hun gegevens. Theoretisch bestaat dus de mogelijkheid dat een aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden niet is meegenomen in de analyse, omdat zij hier niet mee akkoord zijn gegaan.

  • Omdat we geïnteresseerd zijn in de belemmeringen die studenten ervaren als gevolg van hun bijzondere omstandigheid, hebben we binnen deze groep van 62.750 studenten – waarvan 28 procent zelfs onder minstens twee bijzondere omstandigheden studeert – de studenten geselecteerd die aangaven belemmeringen te ervaren. De studenten konden op een 5-puntsschaal van helemaal geen tot heel veel aangeven in welke mate zij belemmeringen ondervinden door hun omstandigheid. Studenten die hebben aangegeven helemaal geen belemmeringen te ervaren zijn niet meegenomen in de analyses.

 

Deze keuzes en selecties leidden tot een definitieve groep die studeert onder bijzondere omstandigheden én daar belemmeringen door ondervindt van 55.475 studenten. In de hoofdstukken 1, 2 en 3 van deze rapportage wijden we verder uit over enkel deze groep studenten. Wanneer we hier dus spreken over de studenten – bijvoorbeeld 20 procent van de studenten – hebben we het over deze groep studenten en niet over het totale aantal studenten dat de NSE heeft ingevuld. In hoofdstuk 4 vergelijken we deze subgroep met de groep studenten die niet onder bijzondere omstandigheden studeert; daar lichten we het aantal studenten dat we analyseren specifiek toe. We beschrijven de meest genoemde belemmeringen, zoomen in op meldingsgedrag van deze studenten en bespreken de tevredenheid van deze studenten met toegankelijkheid van het onderwijs.

 

Dit jaar is de focus van de vragenlijst verschoven ten opzichte van eerdere jaren. In plaats van een focus op de bijzondere omstandigheden die studenten ervaren, is gefocust op de belemmeringen die zij (hierdoor) ervaren. Hierdoor bevat de vragenlijst ook een aantal andere vragen dan eerdere jaren en is een aantal vragen, dat eerder in de vragenlijst zat, dit jaar niet herhaald. We gaan in deze rapportage daarom specifiek in op de groep studenten die belemmeringen ervaart, omdat hun ervaringen interessante en relevante inzichten kunnen geven in wat goed gaat, wat beter kan en welke belemmeringen zij voornamelijk ervaren gedurende hun schoolloopbaan. Dit is ook in lijn met het VN-Verdrag Handicap en de maatschappelijke ontwikkeling van het gebruik van het medische model: ondersteuning op basis van wat een student heeft, naar het sociale model: ondersteuning op basis van wat een student nodig heeft. Zie discussieleidraad 'Wat heb je (nodig) om succesvol te studeren?' Ook voor het handelingsperspectief voor scholen is de focus op belemmeringen relevanter; je kunt immers makkelijker en effectiever sturen op belemmeringen die studenten ervaren dan op diagnoses.

1.2 Studenten die studeren onder bijzondere omstandigheden

Hierboven concludeerden we dat 55.475 studenten studeert onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen van ondervindt. We weten echter nog niet in welke mate zij belemmeringen ondervinden. In tabel 1.1 tonen we dit. We zien dat bijna de helft van de studenten aangeeft dat hun bijzondere omstandigheid of omstandigheden hen een beetje belemmeren. Ruim 30 procent stelt veel of heel veel belemmeringen te ondervinden.

Tabel 1.1 Mate waarin studenten belemmering ondervinden van hun bijzondere omstandigheid

Mate van belemmering

Aantal studenten

Percentage

Nauwelijks

11.957

22%

Een beetje

25.742

46%

Veel

13.938

25%

Heel veel

3.838

7%

Totaal

55.475

100%

1.2.1 Onderwijsinstelling en opleiding

Allereerst kijken we naar de verschillende onderwijsinstellingen waar deze studenten onderwijs volgen. Logischerwijs is het aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden het grootst op de grote onderwijsinstellingen, zoals de hogescholen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht in het hbo en de universiteiten van Leiden, Utrecht en Amsterdam in het wo. Wanneer we kijken naar het aandeel dat zij uitmaken van het totaal aantal studenten op de onderwijsinstelling verschuift dit beeld. Het aandeel studenten met een ondersteuningsbehoefte verschilt tussen de 13% en 35%. Dit is beide te zien in tabel 1.2.

Tabel 1.2: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid in hbo en wo, inclusief als percentage van het totale aantal studenten in de NSE van de desbetreffende instelling. (N=55.475; hbo: n = 37.529; wo: n = 17.946)

Onderwijs-instelling

Aantal
studen-ten in NSE

Aantal studenten in NSE
met bijzondere omstandigheid

Aandeel studenten
met bijzondere omstandig-heid

Hbo - groot

Hogeschool van Amsterdam

13874

3353

24%

Fontys Hogeschool

13840

2934

21%

Hogeschool Rotterdam

12765

3016

24%

Hogeschool Utrecht

14104

3173

22%

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

13546

2938

22%

Avans Hogeschool

12229

2680

22%

Hanzehogeschool Groningen

10187

2479

24%

Saxion Hogeschool

9688

2118

22%

Christelijke Hogeschool Windesheim

8493

1818

21%

Hogeschool Inholland

8826

1918

22%

De Haagse Hogeschool

8413

2209

26%

NHL Stenden Hogeschool

9205

1838

20%

Hbo - midden

Zuyd Hogeschool

4162

942

23%

Hogeschool Leiden

3468

888

26%

Breda University of Applied Sciences

2667

648

24%

HZ University of Applied Sciences

2162

441

20%

Christelijke Hogeschool Ede

1935

373

19%

Hogeschool Van Hall Larenstein

1872

503

27%

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

1824

580

32%

Aeres Hogeschool

1367

327

24%

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

1582

416

26%

ArtEZ

1240

376

30%

HAS green academy

1051

264

25%

Hbo - klein

Hotelschool The Hague

807

157

19%

Stichting Hogeschool Viaa

730

134

18%

Hogeschool der Kunsten Den Haag

789

227

29%

Driestar educatief

683

67

10%

Marnix Academie

608

123

20%

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

569

107

19%

Pedagogische Hogeschool De Kempel

456

102

22%

Hogeschool Thomas More

335

52

16%

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

383

69

18%

Gerrit Rietveld Academie

348

94

27%

Hogeschool KPZ

414

55

13%

Design Academy Eindhoven

262

66

25%

Iselinge Hogeschool

270

44

16%

Wo

Universiteit van Amsterdam

9095

1874

21%

Universiteit Utrecht

10003

2171

22%

Universiteit Leiden

10398

2239

22%

Rijksuniversiteit Groningen

9060

1673

18%

Vrije Universiteit Amsterdam

7712

1654

21%

Erasmus Universiteit Rotterdam

6149

1041

17%

Technische Universiteit Delft

7231

1379

19%

Radboud Universiteit Nijmegen

6937

1498

22%

Universiteit Maastricht

5216

938

18%

Tilburg University

5309

1024

19%

Open Universiteit

1369

235

17%

Technische Universiteit Eindhoven

3778

641

17%

Wageningen University

3899

853

22%

Universiteit Twente

3303

669

20%

Universiteit voor Humanistiek

165

57

35%

Tabel 1.3: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid per sector, in hbo (n=37.529) en wo (n=17.946)

Onderwijs-sector

Aantal
studenten in NSE

Aantal studenten in NSE
met bijzondere omstandigheid

Aandeel studenten
met bijzondere omstandigheid

Hbo

Economie

49908

10638

21%

Techniek

34727

8613

25%

Onderwijs

23728

4591

19%

Gezondheidszorg

21800

4811

22%

Gedrag & Maatschappij

18590

4383

24%

Taal & Cultuur

7744

2157

28%

Recht

5614

1125

20%

Landbouw & Natuurlijke Omgeving

4301

1120

26%

Sectoroverstijgend

476

91

19%

Wo

Gedrag & Maatschappij

17804

4011

23%

Techniek

13671

2569

19%

Economie

12101

1661

14%

Natuur

11620

2370

20%

Gezondheidszorg

10014

1822

18%

Taal & Cultuur

9680

2399

25%

Recht

7712

1386

18%

Sectoroverstijgend

4432

846

19%

Landbouw & Natuurlijke Omgeving

3803

835

22%

Onderwijs

408

67

16%

We hebben gekeken in welke sectoren studenten met bepaalde belemmeringen studeren, zowel in het hbo als het wo. We zien hier weinig grote verschillen. Wat enigszins opvalt is dat in het hbo studenten in de sectoren Techniek en Taal & Cultuur relatief vaak belemmeringen ervaren, voornamelijk op het gebied van sociale vaardigheden. In het wo zien we dit ook terug in de sectoren Techniek, Taal & Cultuur en Landbouw & Natuurlijke omgeving.

1.2.2 Bijzondere omstandigheden en belemmeringen

Nu we weten waar de studenten hun onderwijs volgen, is het interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden zij veelal studeren, welke belemmeringen zij ondervinden én hoe dit zich uit. Eerder noemden we dat de opzet van de NSE dit jaar is veranderd ten opzichte van eerdere jaren, waardoor de focus is verschoven van bijzondere omstandigheid naar ervaren belemmeringen. We trappen deze paragraaf– in lijn met de opzet van de NSE – daarom af met de belemmeringen die studenten ervaren.

 

In de vragenlijst gaven studenten aan of ze belemmeringen ondervinden als gevolg van hun bijzondere omstandigheid en welke belemmeringen dit dan zijn. Allereerst deden ze dat door in een lijst met belemmeringen alle belemmeringen te kiezen waar zij mee te maken hebben. In figuur 1.1 zien we welke belemmeringen het vaakst genoemd zijn. We zien dat concentratie en angst/stress het vaakst genoemd worden als belemmering, zowel in het hbo als het wo. Auditieve belemmeringen en belemmeringen rondom digitale en fysieke toegankelijkheid komen het minst vaak voor. Bij deze vraag konden studenten ook de antwoordcategorie anders, namelijk invullen. Van deze categorie maakten de studenten voornamelijk gebruik om hun bijzondere omstandigheden verder uit te leggen. Het is dus daarom ook een belangrijke categorie om mee te nemen in de analyses.

Figuur 1.1: Ervaren belemmeringen in het hbo en wo (N=55.448; hbo: n = 37.515; wo: n = 17.960*) (Bekijk via Tableau: Klik hier)

*: De categorie ‘anders, namelijk’ werd in het hbo 4.374 en in het wo 1.862 keer gekozen.

Vervolgens beantwoordden de studenten de vraag met welke belemmering zij de meeste problemen ervaren. Dit is getoond in figuur 1.2, waarbij het verschil tussen hbo en wo inzichtelijk is gemaakt. Hieruit blijkt dat de meest genoemde belemmeringen uit figuur 1.1 concentratie en angst/stress - ook de belemmeringen zijn waar studenten de meeste problemen door ervaren. Wat opvalt is dat angst en stress relatief veel voorkomen in het wo vergeleken met het hbo. . Een aantal belemmeringen zijn hierin 0%, maar dit komt doordat het percentage in de grafiek wordt afgerond.

Kijken we naar de verdeling van meest gekozen belemmeringen per onderwijsinstelling valt op dat op een aantal hogescholen voor de kunst – ArtEz, Hogeschool der Kunsten Den Haag, Codarts, Gerrit Rietveld Academy en Design Academy Eindhoven – concentratie minder problematisch is; op deze scholen geeft een veel kleiner deel van de studenten aan dat concentratie een belemmering is.

Figuur 1.2: Verdeling belemmeringen waar studenten de meeste problemen mee ervaren in het hbo en wo (N=54.741) (Bekijk via Tableau: Klik hier)

Hoewel we in dit rapport voornamelijk ingaan op de ervaren belemmeringen, is het toch interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden studenten studeren en hoe deze zich verhouden tot de belemmeringen. Wanneer we in dit rapport kijken naar bijzondere omstandigheden verdelen we deze in twee categorieën: medische en niet-medische omstandigheden. Studenten konden meerdere antwoorden selecteren. Niet-medische omstandigheden zijn familieomstandigheden, mantelzorg, ondernemerschap en topsport. Medische omstandigheden zijn de overige omstandigheden. Het merendeel van de studenten studeert onder bijzondere omstandigheden van medische aard. Wanneer we hierop inzoomen zien we dat zowel in het hbo als het wo ADHD vaak genoemd wordt; ongeveer een op de vijf studenten noemt ADHD als bijzondere omstandigheid. In het hbo wordt dyslexie, dyscalculie of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) vaker genoemd. Wat opvalt is dat in het wo twee keer zo vaak studenten studeren met psychische problemen dan in het hbo.

Figuur 1.3: Meest genoemde bijzondere omstandigheden in het hbo en wo (N=54.741) (Bekijk via Tableau: Klik hier)