Studeren onder bijzondere omstandigheden
Hoofdstuk 1
1.1 Inleiding
De Nationale Studenten Enquête (NSE) is een grootschalig jaarlijks onderzoek met als doel om inzicht te krijgen in de tevredenheid van studenten in het hbo en wo over de opleiding en/of onderwijsinstelling.
In deze rapportage focussen we ons op een specifieke groep studenten die de NSE hebben ingevuld: de studenten die studeren onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen door ondervinden. Deze subgroep bestaat uit 55.475 studenten. Dat is 21 procent van het totale aantal respondenten van de NSE (n= 258.133). Deze analyse richt zich op de vragen die in de NSE-enquête zijn gesteld over ‘Studeren onder bijzondere omstandigheden’ – pagina 13 t/m 19 van de vragenlijst.
Onderwijsinstellingen met minder dan 20 respondenten zijn uit de dataset verwijderd om te voorkomen dat individuele personen kunnen worden geïdentificeerd. Ook bij de verdiepende analyses zijn scholen met minder dan 20 respondenten buiten beschouwing gelaten.
Voor een beter begrip van de samenstelling van deze groep geven we een korte toelichting:
In dit rapport kijken we enkel naar voltijds bachelorstudenten in het hbo of wo en voltijds masterstudenten in het wo. Dit zijn in totaal 235.399 studenten.
Van deze groep voltijdsstudenten hebben 62.750 studenten (29%) aangegeven onder een bijzondere omstandigheid te studeren. Hierbij moesten studenten aangeven akkoord te gaan met een specifieke verwerking van hun gegevens. Theoretisch bestaat dus de mogelijkheid dat een aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden niet is meegenomen in de analyse, omdat zij hier niet mee akkoord zijn gegaan.
Omdat we geïnteresseerd zijn in de belemmeringen die studenten ervaren als gevolg van hun bijzondere omstandigheid, hebben we binnen deze groep van 62.750 studenten – waarvan 28 procent zelfs onder minstens twee bijzondere omstandigheden studeert – de studenten geselecteerd die aangaven belemmeringen te ervaren. De studenten konden op een 5-puntsschaal van helemaal geen tot heel veel aangeven in welke mate zij belemmeringen ondervinden door hun omstandigheid. Studenten die hebben aangegeven helemaal geen belemmeringen te ervaren zijn niet meegenomen in de analyses.
Deze keuzes en selecties leidden tot een definitieve groep die studeert onder bijzondere omstandigheden én daar belemmeringen door ondervindt van 55.475 studenten. In de hoofdstukken 1, 2 en 3 van deze rapportage wijden we verder uit over enkel deze groep studenten. Wanneer we hier dus spreken over de studenten – bijvoorbeeld 20 procent van de studenten – hebben we het over deze groep studenten en niet over het totale aantal studenten dat de NSE heeft ingevuld. In hoofdstuk 4 vergelijken we deze subgroep met de groep studenten die niet onder bijzondere omstandigheden studeert; daar lichten we het aantal studenten dat we analyseren specifiek toe. We beschrijven de meest genoemde belemmeringen, zoomen in op meldingsgedrag van deze studenten en bespreken de tevredenheid van deze studenten met toegankelijkheid van het onderwijs.
Dit jaar is de focus van de vragenlijst verschoven ten opzichte van eerdere jaren. In plaats van een focus op de bijzondere omstandigheden die studenten ervaren, is gefocust op de belemmeringen die zij (hierdoor) ervaren. Hierdoor bevat de vragenlijst ook een aantal andere vragen dan eerdere jaren en is een aantal vragen, dat eerder in de vragenlijst zat, dit jaar niet herhaald. We gaan in deze rapportage daarom specifiek in op de groep studenten die belemmeringen ervaart, omdat hun ervaringen interessante en relevante inzichten kunnen geven in wat goed gaat, wat beter kan en welke belemmeringen zij voornamelijk ervaren gedurende hun schoolloopbaan. Dit is ook in lijn met het VN-Verdrag Handicap en de maatschappelijke ontwikkeling van het gebruik van het medische model: ondersteuning op basis van wat een student heeft, naar het sociale model: ondersteuning op basis van wat een student nodig heeft. Zie discussieleidraad 'Wat heb je (nodig) om succesvol te studeren?' Ook voor het handelingsperspectief voor scholen is de focus op belemmeringen relevanter; je kunt immers makkelijker en effectiever sturen op belemmeringen die studenten ervaren dan op diagnoses.
1.2
1.2.1
1.2.2
1.2 Studenten die studeren onder bijzondere omstandigheden
Hierboven concludeerden we dat 55.475 studenten studeert onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen van ondervindt. We weten echter nog niet in welke mate zij belemmeringen ondervinden. In tabel 1.1 tonen we dit. We zien dat bijna de helft van de studenten aangeeft dat hun bijzondere omstandigheid of omstandigheden hen een beetje belemmeren. Ruim 30 procent stelt veel of heel veel belemmeringen te ondervinden.
Tabel 1.1 Mate waarin studenten belemmering ondervinden van hun bijzondere omstandigheid
Mate van belemmering | Aantal studenten | Percentage |
|---|---|---|
Nauwelijks | 11.957 | 22% |
Een beetje | 25.742 | 46% |
Veel | 13.938 | 25% |
Heel veel | 3.838 | 7% |
Totaal | 55.475 | 100% |
1.2.1 Onderwijsinstelling en opleiding
Allereerst kijken we naar de verschillende onderwijsinstellingen waar deze studenten onderwijs volgen. Logischerwijs is het aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden het grootst op de grote onderwijsinstellingen, zoals de hogescholen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht in het hbo en de universiteiten van Leiden, Utrecht en Amsterdam in het wo. Wanneer we kijken naar het aandeel dat zij uitmaken van het totaal aantal studenten op de onderwijsinstelling verschuift dit beeld. Het aandeel studenten met een ondersteuningsbehoefte verschilt tussen de 13% en 35%. Dit is beide te zien in tabel 1.2.
Tabel 1.2: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid in hbo en wo, inclusief als percentage van het totale aantal studenten in de NSE van de desbetreffende instelling. (N=55.475; hbo: n = 37.529; wo: n = 17.946)
Onderwijsinstelling | Aantal | Aantal studenten in NSE | Aandeel studenten |
|---|---|---|---|
Hbo - groot | |||
Hogeschool van Amsterdam | 13874 | 3353 | 24% |
Fontys Hogeschool | 13840 | 2934 | 21% |
Hogeschool Rotterdam | 12765 | 3016 | 24% |
Hogeschool Utrecht | 14104 | 3173 | 22% |
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 13546 | 2938 | 22% |
Avans Hogeschool | 12229 | 2680 | 22% |
Hanzehogeschool Groningen | 10187 | 2479 | 24% |
Saxion Hogeschool | 9688 | 2118 | 22% |
Christelijke Hogeschool Windesheim | 8493 | 1818 | 21% |
Hogeschool Inholland | 8826 | 1918 | 22% |
De Haagse Hogeschool | 8413 | 2209 | 26% |
NHL Stenden Hogeschool | 9205 | 1838 | 20% |
Hbo - midden | |||
Zuyd Hogeschool | 4162 | 942 | 23% |
Hogeschool Leiden | 3468 | 888 | 26% |
Breda University of Applied Sciences | 2667 | 648 | 24% |
HZ University of Applied Sciences | 2162 | 441 | 20% |
Christelijke Hogeschool Ede | 1935 | 373 | 19% |
Hogeschool Van Hall Larenstein | 1872 | 503 | 27% |
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht | 1824 | 580 | 32% |
Aeres Hogeschool | 1367 | 327 | 24% |
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten | 1582 | 416 | 26% |
ArtEZ | 1240 | 376 | 30% |
HAS green academy | 1051 | 264 | 25% |
Hbo - klein | |||
Hotelschool The Hague | 807 | 157 | 19% |
Stichting Hogeschool Viaa | 730 | 134 | 18% |
Hogeschool der Kunsten Den Haag | 789 | 227 | 29% |
Driestar educatief | 683 | 67 | 10% |
Marnix Academie | 608 | 123 | 20% |
Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar | 569 | 107 | 19% |
Pedagogische Hogeschool De Kempel | 456 | 102 | 22% |
Hogeschool Thomas More | 335 | 52 | 16% |
Codarts, Hogeschool voor de Kunsten | 383 | 69 | 18% |
Gerrit Rietveld Academie | 348 | 94 | 27% |
Hogeschool KPZ | 414 | 55 | 13% |
Design Academy Eindhoven | 262 | 66 | 25% |
Iselinge Hogeschool | 270 | 44 | 16% |
Wo | |||
Universiteit van Amsterdam | 9095 | 1874 | 21% |
Universiteit Utrecht | 10003 | 2171 | 22% |
Universiteit Leiden | 10398 | 2239 | 22% |
Rijksuniversiteit Groningen | 9060 | 1673 | 18% |
Vrije Universiteit Amsterdam | 7712 | 1654 | 21% |
Erasmus Universiteit Rotterdam | 6149 | 1041 | 17% |
Technische Universiteit Delft | 7231 | 1379 | 19% |
Radboud Universiteit Nijmegen | 6937 | 1498 | 22% |
Universiteit Maastricht | 5216 | 938 | 18% |
Tilburg University | 5309 | 1024 | 19% |
Open Universiteit | 1369 | 235 | 17% |
Technische Universiteit Eindhoven | 3778 | 641 | 17% |
Wageningen University | 3899 | 853 | 22% |
Universiteit Twente | 3303 | 669 | 20% |
Universiteit voor Humanistiek | 165 | 57 | 35% |
Tabel 1.3: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid per sector, in hbo (n=37.529) en wo (n=17.946)
Onderwijssector | Aantal | Aantal studenten in NSE | Aandeel studenten |
|---|---|---|---|
Hbo | |||
Economie | 49908 | 10638 | 21% |
Techniek | 34727 | 8613 | 25% |
Onderwijs | 23728 | 4591 | 19% |
Gezondheidszorg | 21800 | 4811 | 22% |
Gedrag & Maatschappij | 18590 | 4383 | 24% |
Taal & Cultuur | 7744 | 2157 | 28% |
Recht | 5614 | 1125 | 20% |
Landbouw & Natuurlijke Omgeving | 4301 | 1120 | 26% |
Sectoroverstijgend | 476 | 91 | 19% |
Wo | |||
Gedrag & Maatschappij | 17804 | 4011 | 23% |
Techniek | 13671 | 2569 | 19% |
Economie | 12101 | 1661 | 14% |
Natuur | 11620 | 2370 | 20% |
Gezondheidszorg | 10014 | 1822 | 18% |
Taal & Cultuur | 9680 | 2399 | 25% |
Recht | 7712 | 1386 | 18% |
Sectoroverstijgend | 4432 | 846 | 19% |
Landbouw & Natuurlijke Omgeving | 3803 | 835 | 22% |
Onderwijs | 408 | 67 | 16% |
We hebben gekeken in welke sectoren studenten met bepaalde belemmeringen studeren, zowel in het hbo als het wo. We zien hier weinig grote verschillen. Wat enigszins opvalt is dat in het hbo studenten in de sectoren Techniek en Taal & Cultuur relatief vaak belemmeringen ervaren, voornamelijk op het gebied van sociale vaardigheden. In het wo zien we dit ook terug in de sectoren Techniek, Taal & Cultuur en Landbouw & Natuurlijke omgeving.
1.2.2 Bijzondere omstandigheden en belemmeringen
Nu we weten waar de studenten hun onderwijs volgen, is het interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden zij veelal studeren, welke belemmeringen zij ondervinden én hoe dit zich uit. Eerder noemden we dat de opzet van de NSE dit jaar is veranderd ten opzichte van eerdere jaren, waardoor de focus is verschoven van bijzondere omstandigheid naar ervaren belemmeringen. We trappen deze paragraaf– in lijn met de opzet van de NSE – daarom af met de belemmeringen die studenten ervaren.
In de vragenlijst gaven studenten aan of ze belemmeringen ondervinden als gevolg van hun bijzondere omstandigheid en welke belemmeringen dit dan zijn. Allereerst deden ze dat door in een lijst met belemmeringen alle belemmeringen te kiezen waar zij mee te maken hebben. In figuur 1.1 zien we welke belemmeringen het vaakst genoemd zijn. We zien dat concentratie en angst/stress het vaakst genoemd worden als belemmering, zowel in het hbo als het wo. Auditieve belemmeringen en belemmeringen rondom digitale en fysieke toegankelijkheid komen het minst vaak voor. Bij deze vraag konden studenten ook de antwoordcategorie anders, namelijk invullen. Van deze categorie maakten de studenten voornamelijk gebruik om hun bijzondere omstandigheden verder uit te leggen. Het is dus daarom ook een belangrijke categorie om mee te nemen in de analyses.
Figuur 1.1: Ervaren belemmeringen in het hbo en wo (N=55.448; hbo: n = 37.515; wo: n = 17.960*)
*: De categorie ‘anders, namelijk’ werd in het hbo 4.374 en in het wo 1.862 keer gekozen.
Vervolgens beantwoordden de studenten de vraag met welke belemmering zij de meeste problemen ervaren. Dit is getoond in figuur 1.2, waarbij het verschil tussen hbo en wo inzichtelijk is gemaakt. Hieruit blijkt dat de meest genoemde belemmeringen uit figuur 1.1 – concentratie en angst/stress - ook de belemmeringen zijn waar studenten de meeste problemen door ervaren. Wat opvalt is dat angst en stress relatief veel voorkomen in het wo vergeleken met het hbo. . Een aantal belemmeringen zijn hierin 0%, maar dit komt doordat het percentage in de grafiek wordt afgerond.
Kijken we naar de verdeling van meest gekozen belemmeringen per onderwijsinstelling valt op dat op een aantal hogescholen voor de kunst – ArtEz, Hogeschool der Kunsten Den Haag, Codarts, Gerrit Rietveld Academy en Design Academy Eindhoven – concentratie minder problematisch is; op deze scholen geeft een veel kleiner deel van de studenten aan dat concentratie een belemmering is.
Figuur 1.2: Verdeling belemmeringen waar studenten de meeste problemen mee ervaren in het hbo en wo (N=54.741)
Hoewel we in dit rapport voornamelijk ingaan op de ervaren belemmeringen, is het toch interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden studenten studeren en hoe deze zich verhouden tot de belemmeringen. Wanneer we in dit rapport kijken naar bijzondere omstandigheden verdelen we deze in twee categorieën: medische en niet-medische omstandigheden. Studenten konden meerdere antwoorden selecteren. Niet-medische omstandigheden zijn familieomstandigheden, mantelzorg, ondernemerschap en topsport. Medische omstandigheden zijn de overige omstandigheden. Het merendeel van de studenten studeert onder bijzondere omstandigheden van medische aard. Wanneer we hierop inzoomen zien we dat zowel in het hbo als het wo ADHD vaak genoemd wordt; ongeveer een op de vijf studenten noemt ADHD als bijzondere omstandigheid. In het hbo wordt dyslexie, dyscalculie of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) vaker genoemd. Wat opvalt is dat in het wo twee keer zo vaak studenten studeren met psychische problemen dan in het hbo.
Figuur 1.3: Meest genoemde bijzondere omstandigheden in het hbo en wo (N=54.741)
Studeren onder bijzondere omstandigheden
Hoofdstuk 1
1.1 Inleiding
De Nationale Studenten Enquête (NSE) is een grootschalig jaarlijks onderzoek met als doel om inzicht te krijgen in de tevredenheid van studenten in het hbo en wo over de opleiding en/of onderwijsinstelling.
In deze rapportage focussen we ons op een specifieke groep studenten die de NSE hebben ingevuld: de studenten die studeren onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen door ondervinden. Deze subgroep bestaat uit 55.475 studenten. Dat is 21 procent van het totale aantal respondenten van de NSE (n= 258.133). Deze analyse richt zich op de vragen die in de NSE-enquête zijn gesteld over ‘Studeren onder bijzondere omstandigheden’ – pagina 13 t/m 19 van de vragenlijst.
Onderwijsinstellingen met minder dan 20 respondenten zijn uit de dataset verwijderd om te voorkomen dat individuele personen kunnen worden geïdentificeerd. Ook bij de verdiepende analyses zijn scholen met minder dan 20 respondenten buiten beschouwing gelaten.
Voor een beter begrip van de samenstelling van deze groep geven we een korte toelichting:
In dit rapport kijken we enkel naar voltijds bachelorstudenten in het hbo of wo en voltijds masterstudenten in het wo. Dit zijn in totaal 235.399 studenten.
Van deze groep voltijdsstudenten hebben 62.750 studenten (29%) aangegeven onder een bijzondere omstandigheid te studeren. Hierbij moesten studenten aangeven akkoord te gaan met een specifieke verwerking van hun gegevens. Theoretisch bestaat dus de mogelijkheid dat een aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden niet is meegenomen in de analyse, omdat zij hier niet mee akkoord zijn gegaan.
Omdat we geïnteresseerd zijn in de belemmeringen die studenten ervaren als gevolg van hun bijzondere omstandigheid, hebben we binnen deze groep van 62.750 studenten – waarvan 28 procent zelfs onder minstens twee bijzondere omstandigheden studeert – de studenten geselecteerd die aangaven belemmeringen te ervaren. De studenten konden op een 5-puntsschaal van helemaal geen tot heel veel aangeven in welke mate zij belemmeringen ondervinden door hun omstandigheid. Studenten die hebben aangegeven helemaal geen belemmeringen te ervaren zijn niet meegenomen in de analyses.
Deze keuzes en selecties leidden tot een definitieve groep die studeert onder bijzondere omstandigheden én daar belemmeringen door ondervindt van 55.475 studenten. In de hoofdstukken 1, 2 en 3 van deze rapportage wijden we verder uit over enkel deze groep studenten. Wanneer we hier dus spreken over de studenten – bijvoorbeeld 20 procent van de studenten – hebben we het over deze groep studenten en niet over het totale aantal studenten dat de NSE heeft ingevuld. In hoofdstuk 4 vergelijken we deze subgroep met de groep studenten die niet onder bijzondere omstandigheden studeert; daar lichten we het aantal studenten dat we analyseren specifiek toe. We beschrijven de meest genoemde belemmeringen, zoomen in op meldingsgedrag van deze studenten en bespreken de tevredenheid van deze studenten met toegankelijkheid van het onderwijs.
Dit jaar is de focus van de vragenlijst verschoven ten opzichte van eerdere jaren. In plaats van een focus op de bijzondere omstandigheden die studenten ervaren, is gefocust op de belemmeringen die zij (hierdoor) ervaren. Hierdoor bevat de vragenlijst ook een aantal andere vragen dan eerdere jaren en is een aantal vragen, dat eerder in de vragenlijst zat, dit jaar niet herhaald. We gaan in deze rapportage daarom specifiek in op de groep studenten die belemmeringen ervaart, omdat hun ervaringen interessante en relevante inzichten kunnen geven in wat goed gaat, wat beter kan en welke belemmeringen zij voornamelijk ervaren gedurende hun schoolloopbaan. Dit is ook in lijn met het VN-Verdrag Handicap en de maatschappelijke ontwikkeling van het gebruik van het medische model: ondersteuning op basis van wat een student heeft, naar het sociale model: ondersteuning op basis van wat een student nodig heeft. Zie discussieleidraad 'Wat heb je (nodig) om succesvol te studeren?' Ook voor het handelingsperspectief voor scholen is de focus op belemmeringen relevanter; je kunt immers makkelijker en effectiever sturen op belemmeringen die studenten ervaren dan op diagnoses.
1.2
1.2.1
1.2.2
1.2 Studenten die studeren onder bijzondere omstandigheden
Hierboven concludeerden we dat 55.475 studenten studeert onder een bijzondere omstandigheid én hier belemmeringen van ondervindt. We weten echter nog niet in welke mate zij belemmeringen ondervinden. In tabel 1.1 tonen we dit. We zien dat bijna de helft van de studenten aangeeft dat hun bijzondere omstandigheid of omstandigheden hen een beetje belemmeren. Ruim 30 procent stelt veel of heel veel belemmeringen te ondervinden.
Tabel 1.1 Mate waarin studenten belemmering ondervinden van hun bijzondere omstandigheid
Mate van belemmering | Aantal studenten | Percentage |
|---|---|---|
Nauwelijks | 11.957 | 22% |
Een beetje | 25.742 | 46% |
Veel | 13.938 | 25% |
Heel veel | 3.838 | 7% |
Totaal | 55.475 | 100% |
1.2.1 Onderwijsinstelling en opleiding
Allereerst kijken we naar de verschillende onderwijsinstellingen waar deze studenten onderwijs volgen. Logischerwijs is het aantal studenten dat studeert onder bijzondere omstandigheden het grootst op de grote onderwijsinstellingen, zoals de hogescholen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht in het hbo en de universiteiten van Leiden, Utrecht en Amsterdam in het wo. Wanneer we kijken naar het aandeel dat zij uitmaken van het totaal aantal studenten op de onderwijsinstelling verschuift dit beeld. Het aandeel studenten met een ondersteuningsbehoefte verschilt tussen de 13% en 35%. Dit is beide te zien in tabel 1.2.
Tabel 1.2: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid in hbo en wo, inclusief als percentage van het totale aantal studenten in de NSE van de desbetreffende instelling. (N=55.475; hbo: n = 37.529; wo: n = 17.946)
Onderwijs-instelling | Aantal | Aantal studenten in NSE | Aandeel studenten |
|---|---|---|---|
Hbo - groot | |||
Hogeschool van Amsterdam | 13874 | 3353 | 24% |
Fontys Hogeschool | 13840 | 2934 | 21% |
Hogeschool Rotterdam | 12765 | 3016 | 24% |
Hogeschool Utrecht | 14104 | 3173 | 22% |
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | 13546 | 2938 | 22% |
Avans Hogeschool | 12229 | 2680 | 22% |
Hanzehogeschool Groningen | 10187 | 2479 | 24% |
Saxion Hogeschool | 9688 | 2118 | 22% |
Christelijke Hogeschool Windesheim | 8493 | 1818 | 21% |
Hogeschool Inholland | 8826 | 1918 | 22% |
De Haagse Hogeschool | 8413 | 2209 | 26% |
NHL Stenden Hogeschool | 9205 | 1838 | 20% |
Hbo - midden | |||
Zuyd Hogeschool | 4162 | 942 | 23% |
Hogeschool Leiden | 3468 | 888 | 26% |
Breda University of Applied Sciences | 2667 | 648 | 24% |
HZ University of Applied Sciences | 2162 | 441 | 20% |
Christelijke Hogeschool Ede | 1935 | 373 | 19% |
Hogeschool Van Hall Larenstein | 1872 | 503 | 27% |
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht | 1824 | 580 | 32% |
Aeres Hogeschool | 1367 | 327 | 24% |
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten | 1582 | 416 | 26% |
ArtEZ | 1240 | 376 | 30% |
HAS green academy | 1051 | 264 | 25% |
Hbo - klein | |||
Hotelschool The Hague | 807 | 157 | 19% |
Stichting Hogeschool Viaa | 730 | 134 | 18% |
Hogeschool der Kunsten Den Haag | 789 | 227 | 29% |
Driestar educatief | 683 | 67 | 10% |
Marnix Academie | 608 | 123 | 20% |
Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar | 569 | 107 | 19% |
Pedagogische Hogeschool De Kempel | 456 | 102 | 22% |
Hogeschool Thomas More | 335 | 52 | 16% |
Codarts, Hogeschool voor de Kunsten | 383 | 69 | 18% |
Gerrit Rietveld Academie | 348 | 94 | 27% |
Hogeschool KPZ | 414 | 55 | 13% |
Design Academy Eindhoven | 262 | 66 | 25% |
Iselinge Hogeschool | 270 | 44 | 16% |
Wo | |||
Universiteit van Amsterdam | 9095 | 1874 | 21% |
Universiteit Utrecht | 10003 | 2171 | 22% |
Universiteit Leiden | 10398 | 2239 | 22% |
Rijksuniversiteit Groningen | 9060 | 1673 | 18% |
Vrije Universiteit Amsterdam | 7712 | 1654 | 21% |
Erasmus Universiteit Rotterdam | 6149 | 1041 | 17% |
Technische Universiteit Delft | 7231 | 1379 | 19% |
Radboud Universiteit Nijmegen | 6937 | 1498 | 22% |
Universiteit Maastricht | 5216 | 938 | 18% |
Tilburg University | 5309 | 1024 | 19% |
Open Universiteit | 1369 | 235 | 17% |
Technische Universiteit Eindhoven | 3778 | 641 | 17% |
Wageningen University | 3899 | 853 | 22% |
Universiteit Twente | 3303 | 669 | 20% |
Universiteit voor Humanistiek | 165 | 57 | 35% |
Tabel 1.3: Aantal studenten met een bijzondere omstandigheid per sector, in hbo (n=37.529) en wo (n=17.946)
Onderwijs-sector | Aantal | Aantal studenten in NSE | Aandeel studenten |
|---|---|---|---|
Hbo | |||
Economie | 49908 | 10638 | 21% |
Techniek | 34727 | 8613 | 25% |
Onderwijs | 23728 | 4591 | 19% |
Gezondheidszorg | 21800 | 4811 | 22% |
Gedrag & Maatschappij | 18590 | 4383 | 24% |
Taal & Cultuur | 7744 | 2157 | 28% |
Recht | 5614 | 1125 | 20% |
Landbouw & Natuurlijke Omgeving | 4301 | 1120 | 26% |
Sectoroverstijgend | 476 | 91 | 19% |
Wo | |||
Gedrag & Maatschappij | 17804 | 4011 | 23% |
Techniek | 13671 | 2569 | 19% |
Economie | 12101 | 1661 | 14% |
Natuur | 11620 | 2370 | 20% |
Gezondheidszorg | 10014 | 1822 | 18% |
Taal & Cultuur | 9680 | 2399 | 25% |
Recht | 7712 | 1386 | 18% |
Sectoroverstijgend | 4432 | 846 | 19% |
Landbouw & Natuurlijke Omgeving | 3803 | 835 | 22% |
Onderwijs | 408 | 67 | 16% |
We hebben gekeken in welke sectoren studenten met bepaalde belemmeringen studeren, zowel in het hbo als het wo. We zien hier weinig grote verschillen. Wat enigszins opvalt is dat in het hbo studenten in de sectoren Techniek en Taal & Cultuur relatief vaak belemmeringen ervaren, voornamelijk op het gebied van sociale vaardigheden. In het wo zien we dit ook terug in de sectoren Techniek, Taal & Cultuur en Landbouw & Natuurlijke omgeving.
1.2.2 Bijzondere omstandigheden en belemmeringen
Nu we weten waar de studenten hun onderwijs volgen, is het interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden zij veelal studeren, welke belemmeringen zij ondervinden én hoe dit zich uit. Eerder noemden we dat de opzet van de NSE dit jaar is veranderd ten opzichte van eerdere jaren, waardoor de focus is verschoven van bijzondere omstandigheid naar ervaren belemmeringen. We trappen deze paragraaf– in lijn met de opzet van de NSE – daarom af met de belemmeringen die studenten ervaren.
In de vragenlijst gaven studenten aan of ze belemmeringen ondervinden als gevolg van hun bijzondere omstandigheid en welke belemmeringen dit dan zijn. Allereerst deden ze dat door in een lijst met belemmeringen alle belemmeringen te kiezen waar zij mee te maken hebben. In figuur 1.1 zien we welke belemmeringen het vaakst genoemd zijn. We zien dat concentratie en angst/stress het vaakst genoemd worden als belemmering, zowel in het hbo als het wo. Auditieve belemmeringen en belemmeringen rondom digitale en fysieke toegankelijkheid komen het minst vaak voor. Bij deze vraag konden studenten ook de antwoordcategorie anders, namelijk invullen. Van deze categorie maakten de studenten voornamelijk gebruik om hun bijzondere omstandigheden verder uit te leggen. Het is dus daarom ook een belangrijke categorie om mee te nemen in de analyses.
Figuur 1.1: Ervaren belemmeringen in het hbo en wo (N=55.448; hbo: n = 37.515; wo: n = 17.960*) (Bekijk via Tableau: Klik hier)
*: De categorie ‘anders, namelijk’ werd in het hbo 4.374 en in het wo 1.862 keer gekozen.
Vervolgens beantwoordden de studenten de vraag met welke belemmering zij de meeste problemen ervaren. Dit is getoond in figuur 1.2, waarbij het verschil tussen hbo en wo inzichtelijk is gemaakt. Hieruit blijkt dat de meest genoemde belemmeringen uit figuur 1.1 – concentratie en angst/stress - ook de belemmeringen zijn waar studenten de meeste problemen door ervaren. Wat opvalt is dat angst en stress relatief veel voorkomen in het wo vergeleken met het hbo. . Een aantal belemmeringen zijn hierin 0%, maar dit komt doordat het percentage in de grafiek wordt afgerond.
Kijken we naar de verdeling van meest gekozen belemmeringen per onderwijsinstelling valt op dat op een aantal hogescholen voor de kunst – ArtEz, Hogeschool der Kunsten Den Haag, Codarts, Gerrit Rietveld Academy en Design Academy Eindhoven – concentratie minder problematisch is; op deze scholen geeft een veel kleiner deel van de studenten aan dat concentratie een belemmering is.
Figuur 1.2: Verdeling belemmeringen waar studenten de meeste problemen mee ervaren in het hbo en wo (N=54.741) (Bekijk via Tableau: Klik hier)
Hoewel we in dit rapport voornamelijk ingaan op de ervaren belemmeringen, is het toch interessant om te kijken onder welke bijzondere omstandigheden studenten studeren en hoe deze zich verhouden tot de belemmeringen. Wanneer we in dit rapport kijken naar bijzondere omstandigheden verdelen we deze in twee categorieën: medische en niet-medische omstandigheden. Studenten konden meerdere antwoorden selecteren. Niet-medische omstandigheden zijn familieomstandigheden, mantelzorg, ondernemerschap en topsport. Medische omstandigheden zijn de overige omstandigheden. Het merendeel van de studenten studeert onder bijzondere omstandigheden van medische aard. Wanneer we hierop inzoomen zien we dat zowel in het hbo als het wo ADHD vaak genoemd wordt; ongeveer een op de vijf studenten noemt ADHD als bijzondere omstandigheid. In het hbo wordt dyslexie, dyscalculie of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) vaker genoemd. Wat opvalt is dat in het wo twee keer zo vaak studenten studeren met psychische problemen dan in het hbo.
Figuur 1.3: Meest genoemde bijzondere omstandigheden in het hbo en wo (N=54.741) (Bekijk via Tableau: Klik hier)