Toegankelijkheid

Scroll verder

Inleiding

Voor studenten die studeren onder een bijzondere omstandigheid is de toegankelijk van het onderwijs een belangrijk thema binnen hun onderwijsloopbaan. Hierbij gaat het om de letterlijke toegang tot het gebouw, maar bijvoorbeeld ook toegankelijkheid van het lesmateriaal én het gevoel dat de onderwijsinstellingen begrip heeft voor je omstandigheid. In dit hoofdstuk gaan we verder in op deze toegankelijkheid en de ervaringen die studenten hiermee hebben.

 

3.1 Begrip en omvang

Op het gebied van toegankelijkheid is de studenten eerst gevraagd – op basis van twee stellingen - hoe hun ervaring is met de onderwijsinstelling als het gaat om hun bijzondere omstandigheid.

 

De eerste stelling luidde: mijn onderwijsinstelling heeft begrip voor mijn bijzondere omstandigheden. Ruim 60 procent van de studenten is het (geheel) eens is met de stelling en 11 procent is het hier (geheel) mee oneens is. Wanneer we dit vergelijken tussen hbo- en wo-instellingen zien we nauwelijks verschillen. Afgezet tegen de verschillende belemmeringen zien we dat relatief weinig studenten het (geheel) eens zijn met de stelling (43%) – en dus minder begrip ervaren. Andersom geldt dit voor belemmeringen rondom lezen – 75 procent van deze studenten is het (geheel) eens met deze stelling.

Wanneer we specifiek naar de onderwijsinstellingen kijken, zoals te zien in figuren 3.1 en 3.2, zien we dat studenten op de kleine en middelgrote hogescholen bijna acht van de tien studenten het (geheel) eens is met de stelling dat er begrip is voor hun bijzondere omstandigheid (Hogeschool KPZ (77%), de HKU (78%) en Hogeschool Viaa (77%). Bij de grote hogescholen scoort de Christelijke Hogeschool Windesheim het hoogst (72%). In het wo geldt dit voor de Universiteit Twente (76%), RU Nijmegen (75%) en de Universiteit voor Humanistiek (76%).

Figuur 3.1: Ervaren begrip voor bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling hbo (N=33.186)

Figuur 2.2: Vergelijking tevredenheidsscores wo-bachelorstudenten met en zonder een ondersteuningsbehoefte.

Figuur 3.2: Ervaren begrip voor bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling wo (N=15.309)

De tweede stelling luidde: mijn onderwijsinstelling kan omgaan met mijn bijzondere omstandigheden. Wat we hier zien geeft een vergelijkbaar beeld, waarbij bijna 70 procent van de studenten het hier (geheel) mee eens is, en 13 procent juist (geheel) mee oneens. Tussen hbo- en wo-studenten zien we ook hier weinig verschil. Afgezet tegen de verschillende belemmeringen valt op dat ook hier relatief weinig studenten met financiële belemmeringen het (geheel) eens zijn met de stelling (38%). Hetzelfde geldt voor studenten met belemmeringen rondom huisvesting (44%). Andersom zijn ook hier studenten met belemmeringen met lezen relatief positief – 75 procent van deze studenten is het (geheel) eens met de stelling.

 

Kijken we specifiek per onderwijsinstelling, zoals te zien in figuren 3.3 en 3.4, zien we dat studenten in het hbo gemiddeld iets tevredener zijn met de omgang van hun onderwijsinstelling met hun bijzondere omstandigheid dan studenten in het wo. Bij de kleine hbo-instellingen lopen de cijfers enigszins ‘uiteen’. Dit is waarschijnlijk een gevolg van het relatief kleine aantal studenten van deze instellingen, waardoor enige voorzichtigheid geboden is bij het trekken van conclusies hierover.

Figuur 3.3: Ervaren goede omgang met bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling hbo (N=32.646)

Figuur 3.4: Ervaren goede omgang met bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling wo (N=15.200)

Wanneer we de antwoorden op de eerste stelling – over begrip vanuit de onderwijsinstelling - relateren aan de tevredenheid van studenten over de verkregen informatie en de getroffen voorzieningen, zien we een samenhang tussen het ervaren begrip en de tevredenheid met de informatie. In figuur 3.5 is deze samenhang weergegeven. De vijf verticale balken representeren de mate waarin studenten het eens zijn met de stelling dat ze begrip ervaren, van geheel oneens tot geheel eens. Binnen deze verticale balken zien we vervolgens de mate waarin de studenten binnen deze groep (bijvoorbeeld binnen ‘geheel oneens’) tevreden is met de informatie, van zeer ontevreden (rood) tot zeer tevreden (groen). Wat opvalt is dat binnen de groep studenten die veel begrip ervaart (geheel eens) de grote meerderheid ook tevreden is met de verkregen informatie. Het omgekeerde geldt voor de groep die weinig begrip ervaart (geheel oneens). Zij zijn ook vaak zeer ontevreden met de verkregen informatie. In figuur 3.6 zien we eenzelfde beeld voor de tevredenheid met de getroffen voorzieningen.

Figuur 3.5: Ervaren begrip en tevredenheid met informatie (N=32.574)

Figuur 3.6: Ervaren begrip en tevredenheid met voorzieningen (N=23.483)

In figuur 3.7 en 3.8 zien we hetzelfde voor de tweede stelling, over de mate waarin de onderwijsinstelling goed kan omgaan met de bijzondere omstandigheden van studenten. Van de studenten die van mening is dat de onderwijsinstelling goed omgaat met hun bijzondere omstandigheid, is het merendeel tevreden met de verkregen informatie en over de getroffen voorzieningen. Studenten die vinden dat de onderwijsinstelling minder goed omgaat met hun bijzondere omstandigheid, zijn juist een stuk minder tevreden.

 

Kortom, we zien dat studenten die ontevreden zijn met de informatie, of het gesprek dat ze gehad hebben en/of de voorzieningen die getroffen zijn ook minder begrip ervaren vanuit de onderwijsinstelling en vinden dat er minder goed met hun bijzondere omstandigheid wordt omgegaan. Belangrijk om te benadrukken is dat dit niet per se betekent dat, bijvoorbeeld, meer begrip vanuit de onderwijsinstelling direct leidt tot meer tevredenheid over getroffen voorzieningen. Maar dat beide sterk met elkaar samenhangen, wordt wel duidelijk.

Figuur 3.7: Ervaren goede omgang en tevredenheid met informatie (N=32.308)

Figuur 3.8: Ervaren goede omgang en tevredenheid met voorzieningen (N=23.475)

3.2 Toegankelijkheid van het onderwijs

Ook letterlijke toegang tot het onderwijs is – vanzelfsprekend – van groot belang voor studenten, juist ook voor studenten met een ondersteuningsbehoefte. In de Nationale Studentenenquête wordt de studenten daarom gevraagd of zij hun onderwijs als toegankelijk zouden beoordelen op vier onderwerpen: het gebouw, de website, de digitale leeromgeving en het lesmateriaal.

 

Over het algemeen wordt de toegankelijkheid goed beoordeeld. Zo vindt 89 procent van de studenten het gebouw toegankelijk (Antwoordoptie ja op de vraag of het gebouw toegankelijk is. Andere antwoordopties waren deels en nee.) en geeft 86 procent aan dat de website toegankelijk is. Iets minder toegankelijk lijken de digitale leeromgevingen en het lesmateriaal; respectievelijk 85 en 82 procent van de studenten vindt deze toegankelijk. Figuren 3.9-3.12 laten de beoordeling van de toegankelijkheid in het hbo en wo zien. Studenten in het wo lijken over het algemeen iets positiever te zijn over de toegankelijkheid dan studenten in het hbo, maar de verschillen zijn klein.

Figuur 3.9: Beoordeling toegankelijkheid gebouw, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845)

Figuur 3.10: Beoordeling toegankelijkheid websites, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845)

Figuur 3.11: Beoordeling toegankelijkheid digitale leeromgevingen, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845)

Figuur 3.12: Beoordeling toegankelijkheid lesmateriaal, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845)

Toegankelijkheid kan voor studenten een verschillende betekenis hebben; wat voor de ene student toegankelijk is, kan voor een andere student juist problemen geven. Wanneer we de toegankelijkheid vergelijken met de bijzondere omstandigheden van studenten, zien we een aantal verklaarbare verschillen ontstaan[*], al lijkt de beoordeling van de toegankelijkheid over het algemeen niet veel te verschillen tussen omstandigheden. Met name studenten met een motorische beperking beoordelen het gebouw als minder toegankelijk – een kwart van hen vindt het gebouw niet (4%) of deels (21%) toegankelijk. De websites, het lesmateriaal en digitale leeromgevingen zijn juist minder toegankelijk voor studenten met een visuele beperking.

[*] In vorige hoofdstukken kozen we er meestal voor om de vergelijking te maken met de belemmeringen, in plaats van met de bijzondere omstandigheden van studenten. Bij deze vraag kiezen we er echter voor om te vergelijken met de bijzondere omstandigheden, omdat een gebrek aan toegankelijkheid op zichzelf ook een belemmering is en een vergelijking met belemmeringen van studenten daarom inhoudelijk ingewikkeld te beredeneren is.

Meer inzicht in beoordeling toegankelijkheid onderwijsinstellingen:

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid gebouw per onderwijsinstelling.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid websites per onderwijsinstelling.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid digitale leeromgevingen per onderwijsinstelling.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid lesmateriaal per onderwijsinstelling.

 Meer inzicht in beoordeling toegankelijkheid bij bijzondere omstandigheid:

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid gebouw per bijzondere omstandigheid.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid website per bijzondere omstandigheid.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid digitale leeromgeving per bijzondere omstandigheid.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid lesmateriaal per bijzondere omstandigheid.

Toegankelijkheid

Inleiding

Voor studenten die studeren onder een bijzondere omstandigheid is de toegankelijk van het onderwijs een belangrijk thema binnen hun onderwijsloopbaan. Hierbij gaat het om de letterlijke toegang tot het gebouw, maar bijvoorbeeld ook toegankelijkheid van het lesmateriaal én het gevoel dat de onderwijsinstellingen begrip heeft voor je omstandigheid. In dit hoofdstuk gaan we verder in op deze toegankelijkheid en de ervaringen die studenten hiermee hebben.

 

3.1 Begrip en omvang

Op het gebied van toegankelijkheid is de studenten eerst gevraagd – op basis van twee stellingen - hoe hun ervaring is met de onderwijsinstelling als het gaat om hun bijzondere omstandigheid.

 

De eerste stelling luidde: mijn onderwijsinstelling heeft begrip voor mijn bijzondere omstandigheden. Ruim 60 procent van de studenten is het (geheel) eens is met de stelling en 11 procent is het hier (geheel) mee oneens is. Wanneer we dit vergelijken tussen hbo- en wo-instellingen zien we nauwelijks verschillen. Afgezet tegen de verschillende belemmeringen zien we dat relatief weinig studenten het (geheel) eens zijn met de stelling (43%) – en dus minder begrip ervaren. Andersom geldt dit voor belemmeringen rondom lezen – 75 procent van deze studenten is het (geheel) eens met deze stelling.

Wanneer we specifiek naar de onderwijsinstellingen kijken, zoals te zien in figuren 3.1 en 3.2, zien we dat studenten op de kleine en middelgrote hogescholen bijna acht van de tien studenten het (geheel) eens is met de stelling dat er begrip is voor hun bijzondere omstandigheid (Hogeschool KPZ (77%), de HKU (78%) en Hogeschool Viaa (77%). Bij de grote hogescholen scoort de Christelijke Hogeschool Windesheim het hoogst (72%). In het wo geldt dit voor de Universiteit Twente (76%), RU Nijmegen (75%) en de Universiteit voor Humanistiek (76%).

Figuur 3.1: Ervaren begrip voor bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling hbo (N=33.186) (Bekijk via Tableau)

Figuur 3.2: Ervaren begrip voor bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling wo (N=15.309) (Bekijk via Tableau)

De tweede stelling luidde: mijn onderwijsinstelling kan omgaan met mijn bijzondere omstandigheden. Wat we hier zien geeft een vergelijkbaar beeld, waarbij bijna 70 procent van de studenten het hier (geheel) mee eens is, en 13 procent juist (geheel) mee oneens. Tussen hbo- en wo-studenten zien we ook hier weinig verschil. Afgezet tegen de verschillende belemmeringen valt op dat ook hier relatief weinig studenten met financiële belemmeringen het (geheel) eens zijn met de stelling (38%). Hetzelfde geldt voor studenten met belemmeringen rondom huisvesting (44%). Andersom zijn ook hier studenten met belemmeringen met lezen relatief positief – 75 procent van deze studenten is het (geheel) eens met de stelling.

 

Kijken we specifiek per onderwijsinstelling, zoals te zien in figuren 3.3 en 3.4, zien we dat studenten in het hbo gemiddeld iets tevredener zijn met de omgang van hun onderwijsinstelling met hun bijzondere omstandigheid dan studenten in het wo. Bij de kleine hbo-instellingen lopen de cijfers enigszins ‘uiteen’. Dit is waarschijnlijk een gevolg van het relatief kleine aantal studenten van deze instellingen, waardoor enige voorzichtigheid geboden is bij het trekken van conclusies hierover.

Figuur 3.3: Ervaren goede omgang met bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling hbo (N=32.646) (Bekijk via Tableau)

Figuur 3.4: Ervaren goede omgang met bijzondere omstandigheid per onderwijsinstelling wo (N=15.200) (Bekijk via Tableau)

Wanneer we de antwoorden op de eerste stelling – over begrip vanuit de onderwijsinstelling - relateren aan de tevredenheid van studenten over de verkregen informatie en de getroffen voorzieningen, zien we een samenhang tussen het ervaren begrip en de tevredenheid met de informatie. In figuur 3.5 is deze samenhang weergegeven. De vijf verticale balken representeren de mate waarin studenten het eens zijn met de stelling dat ze begrip ervaren, van geheel oneens tot geheel eens. Binnen deze verticale balken zien we vervolgens de mate waarin de studenten binnen deze groep (bijvoorbeeld binnen ‘geheel oneens’) tevreden is met de informatie, van zeer ontevreden (rood) tot zeer tevreden (groen). Wat opvalt is dat binnen de groep studenten die veel begrip ervaart (geheel eens) de grote meerderheid ook tevreden is met de verkregen informatie. Het omgekeerde geldt voor de groep die weinig begrip ervaart (geheel oneens). Zij zijn ook vaak zeer ontevreden met de verkregen informatie. In figuur 3.6 zien we eenzelfde beeld voor de tevredenheid met de getroffen voorzieningen.

Figuur 3.5: Ervaren begrip en tevredenheid met informatie (N=32.574) (Bekijk via Tableau)

Figuur 3.6: Ervaren begrip en tevredenheid met voorzieningen (N=23.483) (Bekijk via Tableau)

In figuur 3.7 en 3.8 zien we hetzelfde voor de tweede stelling, over de mate waarin de onderwijsinstelling goed kan omgaan met de bijzondere omstandigheden van studenten. Van de studenten die van mening is dat de onderwijsinstelling goed omgaat met hun bijzondere omstandigheid, is het merendeel tevreden met de verkregen informatie en over de getroffen voorzieningen. Studenten die vinden dat de onderwijsinstelling minder goed omgaat met hun bijzondere omstandigheid, zijn juist een stuk minder tevreden.

 

Kortom, we zien dat studenten die ontevreden zijn met de informatie, of het gesprek dat ze gehad hebben en/of de voorzieningen die getroffen zijn ook minder begrip ervaren vanuit de onderwijsinstelling en vinden dat er minder goed met hun bijzondere omstandigheid wordt omgegaan. Belangrijk om te benadrukken is dat dit niet per se betekent dat, bijvoorbeeld, meer begrip vanuit de onderwijsinstelling direct leidt tot meer tevredenheid over getroffen voorzieningen. Maar dat beide sterk met elkaar samenhangen, wordt wel duidelijk.

Figuur 3.7: Ervaren goede omgang en tevredenheid met informatie (N=32.308) (Bekijk via Tableau)

Figuur 3.8: Ervaren goede omgang en tevredenheid met voorzieningen (N=23.475) (Bekijk via Tableau)

3.2 Toegankelijkheid van het onderwijs

Ook letterlijke toegang tot het onderwijs is – vanzelfsprekend – van groot belang voor studenten, juist ook voor studenten met een ondersteuningsbehoefte. In de Nationale Studentenenquête wordt de studenten daarom gevraagd of zij hun onderwijs als toegankelijk zouden beoordelen op vier onderwerpen: het gebouw, de website, de digitale leeromgeving en het lesmateriaal.

 

Over het algemeen wordt de toegankelijkheid goed beoordeeld. Zo vindt 89 procent van de studenten het gebouw toegankelijk (Antwoordoptie ja op de vraag of het gebouw toegankelijk is. Andere antwoordopties waren deels en nee.) en geeft 86 procent aan dat de website toegankelijk is. Iets minder toegankelijk lijken de digitale leeromgevingen en het lesmateriaal; respectievelijk 85 en 82 procent van de studenten vindt deze toegankelijk. Figuren 3.9-3.12 laten de beoordeling van de toegankelijkheid in het hbo en wo zien. Studenten in het wo lijken over het algemeen iets positiever te zijn over de toegankelijkheid dan studenten in het hbo, maar de verschillen zijn klein.

Figuur 3.9: Beoordeling toegankelijkheid gebouw, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845) (Bekijk in Tableau)

Figuur 3.10: Beoordeling toegankelijkheid websites, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845) (Bekijk in Tableau)

Scroll verder

Figuur 3.11: Beoordeling toegankelijkheid digitale leeromgevingen, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845) (Bekijk in Tableau)

Figuur 3.12: Beoordeling toegankelijkheid lesmateriaal, in hbo en wo (hbo: N=31.708; wo: N=17.845) (Bekijk in Tableau)

Toegankelijkheid kan voor studenten een verschillende betekenis hebben; wat voor de ene student toegankelijk is, kan voor een andere student juist problemen geven. Wanneer we de toegankelijkheid vergelijken met de bijzondere omstandigheden van studenten, zien we een aantal verklaarbare verschillen ontstaan[*], al lijkt de beoordeling van de toegankelijkheid over het algemeen niet veel te verschillen tussen omstandigheden. Met name studenten met een motorische beperking beoordelen het gebouw als minder toegankelijk – een kwart van hen vindt het gebouw niet (4%) of deels (21%) toegankelijk. De websites, het lesmateriaal en digitale leeromgevingen zijn juist minder toegankelijk voor studenten met een visuele beperking.

[*] In vorige hoofdstukken kozen we er meestal voor om de vergelijking te maken met de belemmeringen, in plaats van met de bijzondere omstandigheden van studenten. Bij deze vraag kiezen we er echter voor om te vergelijken met de bijzondere omstandigheden, omdat een gebrek aan toegankelijkheid op zichzelf ook een belemmering is en een vergelijking met belemmeringen van studenten daarom inhoudelijk ingewikkeld te beredeneren is.

Meer inzicht in beoordeling toegankelijkheid onderwijsinstellingen:

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid gebouw per onderwijsinstelling.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid websites per onderwijsinstelling.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid digitale leeromgevingen per onderwijsinstelling.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid lesmateriaal per onderwijsinstelling.

 Meer inzicht in beoordeling toegankelijkheid bij bijzondere omstandigheid:

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid gebouw per bijzondere omstandigheid.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid website per bijzondere omstandigheid.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid digitale leeromgeving per bijzondere omstandigheid.

  • Klik hier voor de beoordeling toegankelijkheid lesmateriaal per bijzondere omstandigheid.