
Introductie
1.0
Inleiding
Toegankelijkheid in het onderwijs is van groot belang, vooral voor studenten met een functiebeperking. Toetsing en examinering moeten zo worden georganiseerd dat alle studenten gelijke kansen krijgen om hun toetsen te behalen, zonder concessies te doen aan de kwaliteit van de toets. Dit is ook het uitgangspunt van het VN-verdrag Handicap dat voor onderwijsinstellingen in Nederland geldt.
Hoewel Nederlandse onderwijsinstellingen veel maatwerk leveren voor studenten, verschilt de uitvoering hiervan sterk tussen en binnen instellingen. Dit kan leiden tot verschillen in de mate van ondersteuning, wat voor studenten die afhankelijk zijn van maatwerk niet uit te leggen is. Om ongelijkheid te verminderen, is het essentieel om planmatig te werken aan toegankelijk toetsen en examineren.
In deze publicatie spreken we over examencommissies als het verantwoordelijke orgaan om zich in te zetten voor toegankelijk toetsen en examineren. In de praktijk is het wenselijk en gebruikelijk dat de examencommissie de beoordeling van het toekennen van toetsvoorzieningen op zich neemt, aangezien zij ook belegd is met de taak en bevoegdheid van het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (WHW art. 7.12b lid1.a) en uiteindelijk het orgaan is dat objectief vaststelt of een student voldoet aan de diplomavoorwaarden (WHW art. 7.12 lid 1). Mocht in een onderwijsorganisatie een ander orgaan dan de examencommissie beslissen over de toekenning van tentamenvoorzieningen, dan kun je de term examencommissie vervangen door het betreffende orgaan. Uiteraard werkt de examencommissie samen met andere betrokken partijen en soms is het toekennen van standaardvoorzieningen via een mandaat elders belegd, waardoor deze handreiking ook relevant is voor een breder publiek. In deze handreiking worden voorbeelden, tips en suggesties gegeven die helpend kunnen zijn bij het planmatig werken aan toegankelijk toetsen en examineren. De vertaalslag naar de eigen context kan door elke onderwijsinstelling zelf gemaakt worden.
1.1
Achtergrond
Toegankelijk toetsen en examineren is een dagelijks terugkerend onderwerp voor examencommissies en studentendecanen. Examencommissies dragen de formele eindverantwoordelijkheid voor het toekennen van toetsvoorzieningen. (NB: Voor specifieke deelaspecten kunnen zij deze bevoegdheid ook mandateren aan anderen, zie ook Bijlage 2). Jaarlijks ontvangen onderwijsinstellingen honderden verzoeken van studenten voor voorzieningen, voornamelijk van studenten met een ondersteuningsbehoefte.
Ondersteuningsbehoefte onder studenten
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 15% van de studenten in het hbo en wo één of meerdere functiebeperkingen heeft (Van den Broek, A., Termorshuizen, T., Cuppen, J. (2023). Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2022-2023 / Scheeren, L. & Schreurs, M. (2023). Jaarrapport studenten met een ondersteuningsbehoefte 2023 – Analyse Nationale Studentenenquête). Het aantal verzoeken voor toetsvoorzieningen hangt echter niet direct samen met het aantal studenten met een functiebeperking. Het aantal en de aard van de verzoeken worden eerder beïnvloed door de mate waarin er binnen het onderwijs ruimte is voor flexibiliteit van toetsvormen.
Keuze in toetsvormen
Het aanbieden van meerdere toetsvormen is verplicht. Lees meer hierover in de aangenomen motie van Lisa Westerveld. Hoeveel keuzeruimte de studenten hebben met betrekking tot de toetsvormen binnen een opleiding, bepaalt mede de hoeveelheid maatwerk en toetsvoorzieningen die nodig zijn. Wanneer een vak bijvoorbeeld wordt afgesloten met een schriftelijk verslag, is een aanvraag voor tentamentijdverlening niet nodig. En wanneer de docent studenten de keuze biedt om hun verslag schriftelijk óf als video (mondelinge presentatie) in te leveren, kunnen nog meer aanvragen voor aanpassingen worden voorkomen, omdat de student een toetsvorm kan kiezen waarin diegene leeruitkomsten het beste kan tonen. Dit is het uitgangspunt van inclusief onderwijs, waarbij er wordt gekeken hoe het onderwijs ingericht kan worden dat een zo groot mogelijk groep studenten onbelemmerd (d.w.z. zonder maatwerk) aan het onderwijs deel kan nemen. Universal Design for Learning biedt een goede route richting inclusief onderwijs. Download de handreiking voor meer informatie over UDL of kijk op www.cast.org.
Maatwerk blijft noodzakelijk
Ondanks de voordelen van keuzemogelijkheid binnen het onderwijsprogramma, blijft maatwerk essentieel voor studenten met specifieke ondersteuningsbehoeften. Niet alle aanpassingen kunnen binnen de standaard onderwijsomgeving worden georganiseerd. Onderwijsinstellingen zijn wettelijk verplicht maatwerk te bieden, zoals voorgeschreven in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) en het VN-Verdrag Handicap. Deze wet- en regelgeving schrijft echter niet voor wat minimaal aangeboden moet worden aan ondersteuningsmaatregelen, of wanneer iets een onevenredig zware belasting is voor een opleiding of onderwijsinstelling. Dit kan ook per opleiding en onderwijsinstelling verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de omvang van een opleiding.
Het 3-stappenmodel
Bij het nemen van besluiten over het al dan niet toekennen van een voorziening, kan het 3-stappenmodel handvatten bieden. Dit model laat zien aan welke criteria het proces van besluitvorming moet voldoen. Het stelt dat de maatregel geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de toets, doeltreffend moet zijn, en geen onevenredige belasting mag vormen. Een zorgvuldige afweging en onderzoek naar deze aspecten is van groot belang.
Maatwerk blijft noodzakelijk
Ondanks de voordelen van keuzemogelijkheid binnen het onderwijsprogramma, blijft maatwerk essentieel voor studenten met specifieke ondersteuningsbehoeften. Niet alle aanpassingen kunnen binnen de standaard onderwijsomgeving worden georganiseerd. Onderwijsinstellingen zijn wettelijk verplicht maatwerk te bieden, zoals voorgeschreven in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) en het VN Verdrag Handicap. Deze wet- en regelgeving schrijft echter niet voor wat minimaal aangeboden moet worden aan ondersteuningsmaatregelen, of wanneer iets een onevenredig zware belasting is voor een opleiding of onderwijsinstelling. Dit kan ook per opleiding en onderwijsinstelling verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de omvang van een opleiding.
De rol van de examencommissie
De wettelijke kaders bieden ruimte voor interpretatie bij het toekennen van voorzieningen aan studenten met een ondersteuningsbehoefte. Inmiddels zijn er wel jurisprudentie en rechtelijke uitspraken die enige richting geven. Als een maatregel doeltreffend is en geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de toets (criteria 1 en 2 van het 3-stappenmodel), dan zou deze in principe toegekend moeten worden. Alleen wanneer een onderwijsinstelling kan aantonen dat het inzetten van de maatregel een te grote belasting voor de instelling is, kan hiervan afgeweken worden. Hierbij geldt een omgekeerde bewijslast: de onderwijsinstelling moet in dat geval onderbouwen waarom een aangevraagde voorziening niet toegekend kan worden. Deze aanpak vraagt van de examencommissie om zorgvuldig en transparant te werk te gaan.
Omdat er binnen het hbo en wo geen landelijke afspraken zijn over minimale voorzieningen, kan het houvast geven om te leren van de praktijk in het mbo. Voor centrale examens in het mbo heeft het College voor Toetsen en Examineren (CvTE) bijvoorbeeld een brochure opgesteld over passend examineren in het mbo waarin handvatten worden geboden. Bij instellingstoetsen is vaak nog meer maatwerk mogelijk, dat kan worden getoetst aan de drie criteria van het stappenmodel.
Belangrijk uitgangspunt bij het beoordelen van toetsvoorzieningen is om met de student in gesprek te gaan over welke toetsvoorziening een drempel weg kan nemen. Infosheets over studeren met bijvoorbeeld ADHD, dyscalculie, dyslexie, of ASS kunnen hierbij helpend zijn, omdat ze inzicht geven in de behoeften van studenten op het vlak van toetsing en examinering.
1.2
Introductie
1.0

Inleiding
Toegankelijkheid in het onderwijs is van groot belang, vooral voor studenten met een functiebeperking. Toetsing en examinering moeten zo worden georganiseerd dat alle studenten gelijke kansen krijgen om hun toetsen te behalen, zonder concessies te doen aan de kwaliteit van de toets. Dit is ook het uitgangspunt van het VN-verdrag Handicap dat voor onderwijsinstellingen in Nederland geldt.
Hoewel Nederlandse onderwijsinstellingen veel maatwerk leveren voor studenten, verschilt de uitvoering hiervan sterk tussen en binnen instellingen. Dit kan leiden tot verschillen in de mate van ondersteuning, wat voor studenten die afhankelijk zijn van maatwerk niet uit te leggen is. Om ongelijkheid te verminderen, is het essentieel om planmatig te werken aan toegankelijk toetsen en examineren.
In deze publicatie spreken we over examencommissies als het verantwoordelijke orgaan om zich in te zetten voor toegankelijk toetsen en examineren. In de praktijk is het wenselijk en gebruikelijk dat de examencommissie de beoordeling van het toekennen van toetsvoorzieningen op zich neemt, aangezien zij ook belegd is met de taak en bevoegdheid van het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (WHW art. 7.12b lid1.a) en uiteindelijk het orgaan is dat objectief vaststelt of een student voldoet aan de diplomavoorwaarden (WHW art. 7.12 lid 1). Mocht in een onderwijsorganisatie een ander orgaan dan de examencommissie beslissen over de toekenning van tentamenvoorzieningen, dan kun je de term examencommissie vervangen door het betreffende orgaan. Uiteraard werkt de examencommissie samen met andere betrokken partijen en soms is het toekennen van standaardvoorzieningen via een mandaat elders belegd, waardoor deze handreiking ook relevant is voor een breder publiek. In deze handreiking worden voorbeelden, tips en suggesties gegeven die helpend kunnen zijn bij het planmatig werken aan toegankelijk toetsen en examineren. De vertaalslag naar de eigen context kan door elke onderwijsinstelling zelf gemaakt worden.
1.1
Achtergrond
Toegankelijk toetsen en examineren is een dagelijks terugkerend onderwerp voor examencommissies en studentendecanen. Examencommissies dragen de formele eindverantwoordelijkheid voor het toekennen van toetsvoorzieningen. (NB: Voor specifieke deelaspecten kunnen zij deze bevoegdheid ook mandateren aan anderen, zie ook Bijlage 2). Jaarlijks ontvangen onderwijsinstellingen honderden verzoeken van studenten voor voorzieningen, voornamelijk van studenten met een ondersteuningsbehoefte.
Ondersteuningsbehoefte onder studenten
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 15% van de studenten in het hbo en wo één of meerdere functiebeperkingen heeft (Van den Broek, A., Termorshuizen, T., Cuppen, J. (2023). Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2022-2023 / Scheeren, L. & Schreurs, M. (2023). Jaarrapport studenten met een ondersteuningsbehoefte 2023 – Analyse Nationale Studentenenquête). Het aantal verzoeken voor toetsvoorzieningen hangt echter niet direct samen met het aantal studenten met een functiebeperking. Het aantal en de aard van de verzoeken worden eerder beïnvloed door de mate waarin er binnen het onderwijs ruimte is voor flexibiliteit van toetsvormen.
Keuze in toetsvormen
Het aanbieden van meerdere toetsvormen is verplicht. Lees meer hierover in de aangenomen motie van Lisa Westerveld. Hoeveel keuzeruimte de studenten hebben met betrekking tot de toetsvormen binnen een opleiding, bepaalt mede de hoeveelheid maatwerk en toetsvoorzieningen die nodig zijn. Wanneer een vak bijvoorbeeld wordt afgesloten met een schriftelijk verslag, is een aanvraag voor tentamentijdverlening niet nodig. En wanneer de docent studenten de keuze biedt om hun verslag schriftelijk óf als video (mondelinge presentatie) in te leveren, kunnen nog meer aanvragen voor aanpassingen worden voorkomen, omdat de student een toetsvorm kan kiezen waarin diegene leeruitkomsten het beste kan tonen. Dit is het uitgangspunt van inclusief onderwijs, waarbij er wordt gekeken hoe het onderwijs ingericht kan worden dat een zo groot mogelijk groep studenten onbelemmerd (d.w.z. zonder maatwerk) aan het onderwijs deel kan nemen. Universal Design for Learning biedt een goede route richting inclusief onderwijs. Download de handreiking voor meer informatie over UDL of kijk op www.cast.org.
Maatwerk blijft noodzakelijk
Ondanks de voordelen van keuzemogelijkheid binnen het onderwijsprogramma, blijft maatwerk essentieel voor studenten met specifieke ondersteuningsbehoeften. Niet alle aanpassingen kunnen binnen de standaard onderwijsomgeving worden georganiseerd. Onderwijsinstellingen zijn wettelijk verplicht maatwerk te bieden, zoals voorgeschreven in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) en het VN-Verdrag Handicap. Deze wet- en regelgeving schrijft echter niet voor wat minimaal aangeboden moet worden aan ondersteuningsmaatregelen, of wanneer iets een onevenredig zware belasting is voor een opleiding of onderwijsinstelling. Dit kan ook per opleiding en onderwijsinstelling verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de omvang van een opleiding.
Het 3-stappenmodel
Bij het nemen van besluiten over het al dan niet toekennen van een voorziening, kan het 3-stappenmodel handvatten bieden. Dit model laat zien aan welke criteria het proces van besluitvorming moet voldoen. Het stelt dat de maatregel geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de toets, doeltreffend moet zijn, en geen onevenredige belasting mag vormen. Een zorgvuldige afweging en onderzoek naar deze aspecten is van groot belang.
De rol van de examencommissie
De wettelijke kaders bieden ruimte voor interpretatie bij het toekennen van voorzieningen aan studenten met een ondersteuningsbehoefte. Inmiddels zijn er wel jurisprudentie en rechtelijke uitspraken die enige richting geven. Als een maatregel doeltreffend is en geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de toets (criteria 1 en 2 van het 3-stappenmodel), dan zou deze in principe toegekend moeten worden. Alleen wanneer een onderwijsinstelling kan aantonen dat het inzetten van de maatregel een te grote belasting voor de instelling is, kan hiervan afgeweken worden. Hierbij geldt een omgekeerde bewijslast: de onderwijsinstelling moet in dat geval onderbouwen waarom een aangevraagde voorziening niet toegekend kan worden. Deze aanpak vraagt van de examencommissie om zorgvuldig en transparant te werk te gaan.
Omdat er binnen het hbo en wo geen landelijke afspraken zijn over minimale voorzieningen, kan het houvast geven om te leren van de praktijk in het mbo. Voor centrale examens in het mbo heeft het College voor Toetsen en Examineren (CvTE) bijvoorbeeld een brochure opgesteld over passend examineren in het mbo waarin handvatten worden geboden. Bij instellingstoetsen is vaak nog meer maatwerk mogelijk, dat kan worden getoetst aan de drie criteria van het stappenmodel.
Belangrijk uitgangspunt bij het beoordelen van toetsvoorzieningen is om met de student in gesprek te gaan over welke toetsvoorziening een drempel weg kan nemen. Infosheets over studeren met bijvoorbeeld ADHD, dyscalculie, dyslexie, of ASS kunnen hierbij helpend zijn, omdat ze inzicht geven in de behoeften van studenten op het vlak van toetsing en examinering.