De focus ligt op de overgang van sanatorium naar studiehulp en de eerste stappen richting inclusie in het hoger onderwijs.

Deze periode richt zich op het bieden van op maat gemaakte studiebegeleiding voor studenten met verschillende beperkingen, waarmee de basis wordt gelegd voor de integratie van deze studenten in het reguliere onderwijs.
Het is een belangrijke stap in het bevorderen van inclusie, die zich in de komende jaren verder zal ontwikkelen.

Coördinatiecentrum en voorloper van de S.V.B.

  • Al in 1961 werkt het sanatorium samen met het Academisch Genootschap voor Blinden en Slechtzienden ‘Petronella Moens’, wat leidt tot de oprichting van het ‘Coördinatiecentrum’. Dit centrum verspreidt literatuur voor mensen met een visuele beperking en wordt later de voorloper van de Studievereniging voor Blinden (S.V.B.). Ook is er een vakbibliotheek speciaal voor blinden en slechtzienden.

  • Vanaf dat moment benadrukt de stichting in haar communicatie twee belangrijke doelen: ‘Kuren en studeren’ en ‘Efficiënte studie ondanks handicap’. Hoewel de vraag en bezetting toenemen, lukt het niet om het sanatorium open te houden.

  • Op 11 juli 1964 besluit het bestuur om het sanatorium per 31 december 1964 te sluiten. Bij deze sluiting nemen prof. dr. G.C. Heringa en dr. R.B. Spanjaard afscheid, twee sleutelfiguren die de filosofie van het Studenten Sanatorium hebben uitgedragen.

1.357 verhalen, één afscheid

  • In de tweede helft van de jaren vijftig daalt het aantal tuberculosegevallen, mede dankzij nieuwe medische behandelingen zoals chemotherapie. Hierdoor komen steeds vaker bedden leeg te staan, ook in het Nederlands Studenten Sanatorium. Aanvankelijk wordt dit opgevangen door ook scholieren en andere studerenden toe te laten, maar het bezettingspercentage blijft dalen. Waar in 1960 nog alle 85 bedden bezet zijn, zakt dit in 1962 naar gemiddeld 72,8.

  • De exploitatie wordt onhoudbaar en het sanatorium sluit op 31 december 1964. In totaal zijn er dan 1.357 patiënten verpleegd, waaronder 397 studenten. Daarmee komt een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van studentenzorg ten einde.

Overgang naar 'Bureau Studiehulp'

  •  In 1965 gaat de afdeling Studiehulp verder als ‘Bureau Studiehulp’. Dit markeert de overgang van een medische instelling naar een organisatie die zich volledig richt op het ondersteunen van studenten met diverse handicaps.

  • Bureau Studiehulp verhuist naar een pand aan de Willem Barentszstraat in Utrecht. Het Coördinatiecentrum verzelfstandigt en vestigt zich in de Amsterdamse openbare bibliotheek.

  • Oprichter prof. dr. Heringa verlaat de stichting, en de nieuwe directeur M.H.F. Witteveen schetst de toekomstplannen.

  • Het Bureau opent dependances in Amsterdam (1965) en Nijmegen (1966), met de ambitie meer vestigingen te openen. Het aantal cliënten groeit, vooral het aantal studenten met andere handicaps, van 16 in 1961 naar 63 in 1965.

 

Maatwerk voor elke student: de nieuwe koers van Bureau Studiehulp

  • ‘Documentatie en Research’ wordt een taak van het Bureau Studiehulp. De focus ligt op het verzamelen van kennis over de ondersteuning van studenten met een beperking en de toegankelijkheid van universiteiten.

  • De Katholieke Universiteit Nijmegen bouwt de eerste rolstoelopgangen naar aanleiding van deze initiatieven.

Maatwerk

  • Bureau Studiehulp richt zich vanaf het begin op individueel ‘casework’, waarbij elke student met een beperking een op maat gemaakte oplossing krijgt voor hun studiebehoeften. Dit varieert van aangepast studiemateriaal en vervoersoplossingen tot specifieke studiekeuzes.

  • Naast studieadvies, zijn er ook aangepaste lesmaterialen, zoals colleges en vakliteratuur op bandopnamen, beschikbaar.

  • Per student wordt gekeken welke persoonlijke aanpassingen nodig zijn, zoals gespecialiseerde apparatuur, het verkrijgen van financiering en het opstellen van een studieprogramma in overleg met docenten. Het doel is altijd een integrale, op maat gemaakte oplossing voor elke student.

 

Holistische zorg Sickenga's visie op gezondheid en welzijn

  • Sickenga introduceert verschillende maatregelen om een positieve sfeer te bevorderen, waaronder sociale activiteiten zoals interne radioshows, levensbeschouwelijke bijeenkomsten en optredens van bands. Dit om de patiënten af te leiden van hun ziekte en hen het gevoel te geven dat hun academische en sociale leven niet stil staat.

  • In plaats van alleen te focussen op bedrust en medische behandelingen voor tuberculose, ligt de nadruk nu ook op het psychisch welzijn van de patiënten. Dit is van groot belang, omdat veel patiënten langere tijd in het sanatorium verblijven, wat leidt tot gevoelens van isolement, onzekerheid en psychische stress.

  • Deze holistische benadering van zorg is later een voorbeeld voor andere instellingen die zich richten op de mentale en fysieke gezondheid van patiënten.

 

1960-1969 | Transitie naar studiehulp

De focus ligt op de overgang van sanatorium naar studiehulp en de eerste stappen richting inclusie in het hoger onderwijs.

Deze periode richt zich op het bieden van op maat gemaakte studiebegeleiding voor studenten met verschillende beperkingen, waarmee de basis wordt gelegd voor de integratie van deze studenten in het reguliere onderwijs.
Het is een belangrijke stap in het bevorderen van inclusie, die zich in de komende jaren verder zal ontwikkelen.

Coördinatiecentrum en voorloper van de S.V.B.

  • Al in 1961 werkt het sanatorium samen met het Academisch Genootschap voor Blinden en Slechtzienden ‘Petronella Moens’, wat leidt tot de oprichting van het ‘Coördinatiecentrum’. Dit centrum verspreidt literatuur voor mensen met een visuele beperking en wordt later de voorloper van de Studievereniging voor Blinden (S.V.B.). Ook is er een vakbibliotheek speciaal voor blinden en slechtzienden.

  • Vanaf dat moment benadrukt de stichting in haar communicatie twee belangrijke doelen: ‘Kuren en studeren’ en ‘Efficiënte studie ondanks handicap’. Hoewel de vraag en bezetting toenemen, lukt het niet om het sanatorium open te houden.

  • Op 11 juli 1964 besluit het bestuur om het sanatorium per 31 december 1964 te sluiten. Bij deze sluiting nemen prof. dr. G.C. Heringa en dr. R.B. Spanjaard afscheid, twee sleutelfiguren die de filosofie van het Studenten Sanatorium hebben uitgedragen.

1.357 verhalen, één afscheid

  • In de tweede helft van de jaren vijftig daalt het aantal tuberculosegevallen, mede dankzij nieuwe medische behandelingen zoals chemotherapie. Hierdoor komen steeds vaker bedden leeg te staan, ook in het Nederlands Studenten Sanatorium. Aanvankelijk wordt dit opgevangen door ook scholieren en andere studerenden toe te laten, maar het bezettingspercentage blijft dalen. Waar in 1960 nog alle 85 bedden bezet zijn, zakt dit in 1962 naar gemiddeld 72,8.

  • De exploitatie wordt onhoudbaar en het sanatorium sluit op 31 december 1964. In totaal zijn er dan 1.357 patiënten verpleegd, waaronder 397 studenten. Daarmee komt een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van studentenzorg ten einde.

Overgang naar 'Bureau Studiehulp'

  •  In 1965 gaat de afdeling Studiehulp verder als ‘Bureau Studiehulp’. Dit markeert de overgang van een medische instelling naar een organisatie die zich volledig richt op het ondersteunen van studenten met diverse handicaps.

  • Bureau Studiehulp verhuist naar een pand aan de Willem Barentszstraat in Utrecht. Het Coördinatiecentrum verzelfstandigt en vestigt zich in de Amsterdamse openbare bibliotheek.

  • Oprichter prof. dr. Heringa verlaat de stichting, en de nieuwe directeur M.H.F. Witteveen schetst de toekomstplannen.

  • Het Bureau opent dependances in Amsterdam (1965) en Nijmegen (1966), met de ambitie meer vestigingen te openen. Het aantal cliënten groeit, vooral het aantal studenten met andere handicaps, van 16 in 1961 naar 63 in 1965.

 

Maatwerk voor elke student: de nieuwe koers van Bureau Studiehulp

  • ‘Documentatie en Research’ wordt een taak van het Bureau Studiehulp. De focus ligt op het verzamelen van kennis over de ondersteuning van studenten met een beperking en de toegankelijkheid van universiteiten.

  • De Katholieke Universiteit Nijmegen bouwt de eerste rolstoelopgangen naar aanleiding van deze initiatieven.

Maatwerk

  • Bureau Studiehulp richt zich vanaf het begin op individueel ‘casework’, waarbij elke student met een beperking een op maat gemaakte oplossing krijgt voor hun studiebehoeften. Dit varieert van aangepast studiemateriaal en vervoersoplossingen tot specifieke studiekeuzes.

  • Naast studieadvies, zijn er ook aangepaste lesmaterialen, zoals colleges en vakliteratuur op bandopnamen, beschikbaar.

  • Per student wordt gekeken welke persoonlijke aanpassingen nodig zijn, zoals gespecialiseerde apparatuur, het verkrijgen van financiering en het opstellen van een studieprogramma in overleg met docenten. Het doel is altijd een integrale, op maat gemaakte oplossing voor elke student.

 

Holistische zorg Sickenga's visie op gezondheid en welzijn

  • Sickenga introduceert verschillende maatregelen om een positieve sfeer te bevorderen, waaronder sociale activiteiten zoals interne radioshows, levensbeschouwelijke bijeenkomsten en optredens van bands. Dit om de patiënten af te leiden van hun ziekte en hen het gevoel te geven dat hun academische en sociale leven niet stil staat.

  • In plaats van alleen te focussen op bedrust en medische behandelingen voor tuberculose, ligt de nadruk nu ook op het psychisch welzijn van de patiënten. Dit is van groot belang, omdat veel patiënten langere tijd in het sanatorium verblijven, wat leidt tot gevoelens van isolement, onzekerheid en psychische stress.

  • Deze holistische benadering van zorg is later een voorbeeld voor andere instellingen die zich richten op de mentale en fysieke gezondheid van patiënten.

 

1960-1969 | Transitie naar studiehulp